Ik was al Stross aan het lezen, en ik heb nog altijd last van mijn DFW-indigestie, dus dacht ik: een bundel van zeer tot minder kortverhalen, dat kan er wel door.
Wel: a mixed bag. Om te beginnen: zeer content van het hele boek, ik voelde mij direct dertig jaar jonger. Er zaten een aantal verhalen in die ik bijzonder graag las, hier en daar dingen die ik maar ho-hum vond, en één verhaal dat ik absoluut haatte.
In de doos met het etiket “goed tot uitstekend”:
* Missile Gap, de hele mensheid uit de Koude Oorlog gelicht, naar elders en later verhuisd en bestudeerd als waren het mieren
* A Colder War: ‘t is geen Laundry Files, ‘t is een paar tonen deprimerender en nog meer Lovecraft – hoera!
* Snowball's Chance, een pact-met-de-duivelverhaal een paar tiental jaar in de toekomst
* Palimpsest, dat zowel in het grotere (het hele universum wordt geëngineerd!) als in het kleine (intermenselijke relaties) uitstekend is, en dat tijdreizen en paradoxen en alles doet
In de doos met het etiket “urgh”:
* Unwirer, samen met Cory Doctorow geschreven. Ongetwijfeld een sympathieke mens, maar zijn schtick over vrijheid en alles werkt zó hard op de zenuwen! Dat in combinatie met miljaar zo serieus allemaal en de voor de hand liggende problemen met een zéér nabije toekomst die in 2003 of zo geschreven werd.
In de doos met “gho ja”:
* Down on the farm: Laundry maar niet zo goed, vond ik.
* Maxos: een goed idee, maar dat is het dan wel
* Trunk and Disorderly: P.G. Wodehouse als hij A Princess of Mars zou schrijven. Achtig. Leuk, maar niet echt hilarisch.
Soms valt het mee, en soms valt het tegen, aangeraden boeken.
Glenn Cooper dacht zeer duidelijk “Huh, Da Vinci Code Schma Vinci Code, ik kan dat ook.”
En dus schrijvelaarde hij een boek bij elkaar met Jezus Christus en Heilige Graal en Koning Arthur en in de hoofdrol een afstammeling van Thomas ‘Le Morte d'Arthur' Malory en een beetje fysica-mumbo jumbo, met een love interest, met toeval op toeval op toeval op toeval, met Schlechte Schlechteriken die al sinds de nevelen der tijd Schlechte Schlechteriken zijn, met internationale zoektochten en achtervolgingen en detectivewerk rond eeuwenoude dingen waar niemand ooit oplossingen voor vond maar Onze Helden het allemaal ontcijferen tusen hun soep en hun patatten.
Ja, het heeft de verdienste dat het snel leest. Dat wel. Maar het heeft de onverdienste dat hoe verder in het boek, hoe ongeloofwaardiger alles wordt. Suspension of disbelief, er is iets voor te zeggen, maar in casu waren drie takelwagens samen niet tegen de taak opgewassen.
En ja, het heeft ook zeer nauwkeurig gelezen in het Tenenkrullen Voor Gevorderden-boek van Dan Brown. Zoals deze, die alleen kon geschreven zijn door iemand die niet zeer veel in Frankrijk zal geweest zijn:
“You seemed taken by the Black Madonna,” he said.
“It was very beautiful.”
“You're Catholic?”
“Of course. I'm French.”
“Have a look at this, over the Europa letterhead. I thought it was a doodle but it's not. It's letters.”
AΩ JHS
“Let me see,” Claire motioned, and he rejoined her on the bed.
“Yes, for sure,” she continued, squinting at the scrawl. “They are letters. The first two are alpha an omega, the first and last letters of the Greek Alphabet. The last three are J-H-S.”
“Someone's initials?” Arthur wondered.
“Maybe. What if this isn't some random notation, Arthur?” [...]
Arthur nodded. “Maybe. J-H-S. We need to find out who that is.”
en expositie!
mwuaaargh
Xenoarcheologie, hoezee. Het doet wat denken aan Ringworld en aan Rama (toen dat nog goed was) en aan veel andere dingen, en McDevitt wordt beter in zijn volgende boeken, maar toch: leutig.
Een betere editor toegewenst wel: het kon in zeker honderd pagina's minderd.
I dunno.
Het is allemaal wat dunnetjes, deze herpositionering van Tony Stark naar 1939. Indiana Jones meets Iron Man, met Namor als een soort Kapitein Nemo en Pepper Potts als een soort Dr. Watson / Boswell die Stark's avonturen overal ter wereld naar pulp-journalistiek vertaalt.
Niet echt mijn ding, en Scott Snyder is nochtans de meneer van American Vampire, dat wel mijn ding is.
Misschien is het gewoon omdat het veel te kort is.
Ik was zeer te spreken over Outlander, de tv-serie: ik ben een totale push-over voor romantische series, en qua romantisch was Outlander bijzonder zéér romantisch te noemen.
Claire Beauchamp, een verpleegster van 28 op het einde van de Tweede Wereldoorlog, trekt met haar man, die ze op zes jaar tijd nauwelijks gezien heeft, naar de Highlands van Schotland voor een soort tweede huwelijksreis. Haar man, Frank Randall, heeft recent een passie voor genealogie opgedaan, en gaat op zoek naar gegevens over zijn verre voorouder, ene Jack Randall.
Op een ochtendlijke uitstap naar een plaatselijke cirkel met menhirs wordt Claire op de één of andere manier 200 jaar terug in de tijd gecatapulteerd. Ze komt er in een Schotland terecht waar de slag bij Culloden nog niet gebeurd is en de clans dus nog bestaan en macht hebben. En zowat de eerste persoon die ze ziet, ‘s nachts in het bos, is Jack Randall, die er precies uitziet zoals Frank Randall. Helaas: die blijkt zijn bijnaam van Black Jack ruimschoots te verdienen, wegens al meteen poging tot verkrachting.
Ze wordt gered door een bende Schotten, die niet goed weten wat te denken: is zij een spion? voor de Engelsen? de Fransen? Maar wat doet ze daar dan in het bos, alleen en gekleed in een soort licht nachthemd?
Claire bewijst snel dat ze nuttig kan zijn, met haar jarenlange ervaring van oorlogsverpleegster, en als ze haar gastheren ook nog eens waarschuwt dat er op een bepaalde plaats mogelijks een Engels garnizoen zou in een hinderlaag kunnen zitten (dat had Frank haar verteld, 200 jaar later), nemen ze ze mee naar het kasteel van hun clan. Alwaar ze al snel de lokale dokter wordt.
De tv-serie volgt het boek redelijk dicht, met soms heelder scènes letterlijk overgenomen, maar ik vind de serie tot nog toe beter dan het boek.
Het boek is, en we gaan daar niet lastig over doen, niet enorm ver van een stationsroman. Verhaal en wereld en personages okay, maar laat dat vooral niet te veel de al dan niet omfloerste seksscènes in de weg staan! Hoofdpijn? Slecht geslapen? Kom hier dat ik op uw tepels zuig! Bijna net vermoord? Tijd voor a roll in ze hay!
Waar het in het boek allemaal enorm vanzelfsprekend lijkt te gaan, toont de tv-serie veel beter hoe verwarrend het voor Claire allemaal is, en hoe onduidelijk – de mensen die Gaelic spreken rond haar, waar ze geen woord van begrijpt, hoe ze zich uitgesloten voelt, hoe ze zoekt naar motivaties voor zaken en niét meteen de juiste uitleg vindt: allemaal veel en veel beter in de serie. Die ook zijn tijd veel meer neemt dan het boek: acht afleveringen van een uur voor ongeveer de helft van het eerste boek.
Het heeft er ook mee te maken, denk ik, dat waar Sam Heughan (Jamie) helemaal precies zoals zijn karakter in het boek is, Catriona Balfe een andere Claire neerzet in de serie dan in het boek: meer geconflicteerd, meer genuanceerd, intelligenter. Ik heb de indruk dat Claire-in-het-boek 85% van haar hersenen kwijtgeraakt is als er een mogelijkheid is dat ze in bed kan duiken met Jamie: bij Claire-op-televisie heb ik die indruk nooit.
Ik denk dat ik even stop met de boeken. Er zijn nog zeker zeven vervolgboeken op Outlander, maar ik wacht even af wat de serie mij brengt.
Concept: Duits expressionisme. Deel één is een vertaling van Fritz Lang's Metropolis. Deel twee is een mashup van Das Kabinet des Dr Caligari en Nosferatu, eine Symphonie des Grauens.
In deel drie, met inspiratie van Der blauwe Engel en Dr. Mabuse, der Spieler, blijkt Diana, de Blauwe Amazone, van de “Hemel” afkomstig te zijn, vanwaar Metropolis even later aangevallen wordt. Diana wordt Wonder Woman, de slechteriken uit de Hemel worden verstaan, alles is weer peis en vree, en we weten op het einde van de drie boeken waar we precies zijn en wat er precies eigenlijk allemaal gebeurd is.
De tekenstijl is expressionistisch en zal niet naar iedereens zin zijn. En ik heb die oude films allemaal staan en allemaal gezien en allemaal graag gezien, het kan zijn dat ik bevooroordeeld was, maar: hugely satisfying, vond ik.
Violet, Klaus en Sunny Baudelaire reizen per trein naar Paltryville, waar ze in de Lucky Smells Lumbermill zullen wonen. Of beter, werken, terwijl Sir (zijn echte naam is te lang om juist uit te spreken) zal proberen Graaf Olaf weg te houden. En dan is er een nieuwe voorman, Flacutono (anagram, hint, hint), en als Klaus naar de ookmeester moet wegens gebroken bril, komt hij gehypnotiseerd terug, en dan blijkt dat Shirley, de receptioniste, eigenlijk een verklede Graaf Olaf is, en dan laten ze Klaus allerlei dingen doen, en dan vindt Violet het woord om Klaus te onthypnotiseren, en is er een zwaardgevecht tussen de oogmeester en Sunny (haar tanden), en dan ontsnappen Flacutono en Olaf en moet Sir niet meer weten van de Baudelaires en moeten ze dus weer op zoek naar een nieuwe voogd.
De Baudelaires komen terecht bij Monty, een vriendelijke herpetoloog. Zijn oude assistent was overleden en er komt een nieuwe, Stephano. Stephano is Olaf. De Baudelaires zien dat meteen, maar niemand gelooft ze. Monty wordt vermoord. Stephano probeert de kinderen naar Peru te ontvoeren, maar wordt uiteindelijk ontmaskerd.
Yup, het is formulaïsch, en ik zou dit nog veel liever gelezen hebben als ik klein was, maar het blijft goed.
Lang lang geleden had ik de eerste paar boeken van A Series of Unfortunate Events gelezen. Zo lang geleden dat er nog maar een paar waren.
En dan heb ik de film gezien en die was niet alleen leutig maar vooral helemaal zoals ik het mij inbeeldde als ik de boeken las, en dan heb ik de tv-serie gezien en was het gewoon worden aan een nieuwe Uncle Olaf maar dat wende redelijk snel en toen was het ook helemaal zoals ik het mij inbeeldde als ik de boeken las.
Da's niet altijd goed wegens boeken en film/tv ander medium en zo, maar hey. Seizoen twee van de tv-reeks eindigt bij boek vier, ik had denk ik maar een tot en met drie gelezen, en ondertussen waren er nog tien boeken verschenen en — belangrijker — was de serie afgelopen met deel dertien, The End.
Wat doet een mens dan? Uiteraard, beslissen om alles nog eens te lezen en te herlezen.
Er zijn ongetwijfeld allerlei geleerde dingen te zeggen over intertekstualiteit en metavertellingen en watnog, maar het komt hierop neer: Lemony Snicket, de auteur, is niet echt maar eigenlijk een personage in het verhaal. De onderwerpen van de de serie onfortuinlijke gebeurtenissen zijn de Baudelaires, Violet, Klaus en Sunny.
Ze zitten aan het strand als ze de boodschap krijgen dat hun ouders overleden zijn in een brand waarbij hun huis en al hun bezittingen in de as zijn gelegd. Ze worden door de bank, bij monde van Mr. Poe, geplaatst bij hun oom Olaf. Waarvan ze niet wisten dat hij hun oom was, en die eigenlijk een slechterik is die het fortuin van de Baudelaires wil inpikken.
Klaus leest veel boeken en weet veel, Violet kan vanalles uitvinden, en Sunny, die in orakelachtige uitingen spreekt die alleen haar broer en zus begrijpen, heeft sterke tanden waarmee ze kan bijten.
Onfortuinlijke gebeurtenissen, Olaf die met Violet wil trouwen om zo het geld te krijgen, maar het loopt allemaal goed af. 't Is te zeggen, het loopt niet goed af. Dit plan mislukt, maar dat brengt hun ouders niet terug, en het geeft ze nog altijd geen controle over hun eigen lot.
Uitgebreid, en boeiend. Ik had er eigenlijk méér van verwacht, als ik heel eerlijk ben: naar het einde toe had ik de indruk dat het meer sketchy werd. Of misschien is het gewoon omdat de antecedenten me meer interesseren dan de beesten-van-nu?
In alle geval: een boek om te hebben, voor al wie ook maar ergens geïnteresseerd is in insecten.
Misschien dat ik nog altijd kwaad was wegens True Brit, maar ik vond hier ook niet echt veel aan.
Concept: steampunk (zucht, ondertussen eigenlijk toch wel). Mark Twain en Nikola Tesla vatten het plan op om wereldvrede te bewerkstelligen door aan alle grootmachten van het moment superwapens (in casu een reuzengrote robot) te verkopen. De slechteriken van dienst zijn J.P. Morgan, Edison en Carnegie. Jawel: wetenschappers versus kapitaal-en-occultisme, geeuw.
Oh ja: Bertha von Süttner wordt wat opgeleukt, jonger gemaakt en er als excuus-Truus bijgesleurd. Ik vermoed dat de auteurs zullen gedacht hebben dat een hele comic met alleen maar mannen een beetje overdreven was, maar ik kan me een paar dagen na datum niet meer herinneren van Bertha precies bijdroeg aan het boek.
Laat gerust links liggen. Het leven van Nikola Tesla was in het echt al fascinerend genoeg.
Gekocht omdat ik de rest van mevrouw Yarbro's werk heb, en dat dit me helemaal onbekend voorkwam. I shouldn't have bothered. Een flutverhaaltje, bordkartonnen personages, het Frans en Italiaans dat er in voorkomt is akelig, het verwordt vaak tot slecht geschreven softporno, enfin: niet aangeraden.
Kijk nu, wheels within wheels: Bob Howard heeft al wat anciënniteit, en doet zijn werk meer dan degelijk. Dat wil zeggen dat hij promotie zou kunnen maken – en er zijn verschillende mogelijkheden om vooruit te raken: meer naar de ambtenaar-kant, meer naar de management-kant, of meer naar de, eum, nog andere kant.
Ray Schiller, leider van een Amerikaanse megachurch lijkt zich in de entourage van de premier te wurmen. The Laundry kan daar officieel geen onderzoek naar beginnen wegens precedenten, en dus wordt er (uiteraard!) een mouw aan gepast. Bob Howard en twee externe “assets” (denk Modesty Blaise en Willie Garvin) op avontuur in Amerika, tralala.
Voor de rest is het een vervolg op de vorige boeken, vind ik het goed, en ziet het er naar uit dat het bijna gedaan zal zijn met de serie, denk ik. Nog een boek of twee misschien?
Garth Ennis, het is me d'r eentje.
In het kort: hoer wordt superheld. Watchmen, maar dan grappig. Probeer het te vinden, en lees. A good time will be had, gegarandeerd.
Een mysterieuze alien geeft een random hoer superkrachten, om te bewijzen dat in iedere mens potentieel en held zit die goed zal doen, etc., yada, yada.
De dame in kwestie vindt het in eerste instantie vooral fantastisch dat ze nu honderd keer zo snel en dus honderd keer zo veel blow jobs kan geven, wegens dat ze een kind te onderhouden heeft en huur te betalen.
En dan komt een nauwelijks vermomde Justice League aan, om ze te vragen lid te worden van hun clubje superhelden:
The Pro V2002 #1 - The Pro. (2002_7) - Page 17
Geweld, sex, tegelijkertijd grappig, schrijnend en hartverwarmend. En het wordt wel héél moeilijk om nog standaard-superhelden-comics te lezen hierna.
Al wat we op school geleerd hebben over het ontstaan van Rome is verkeerd!
Ja, natuurlijk dat ze ons gezegd hebben dat Romulus uitgevonden is, maar daarna: dat Rome eigenlijk maar boeren waren, dat ze al hun cultuur van de Etrusken haalden, dat de Etrusken trouwens lang de baas waren in Rome. En hoe zat dat met de grote P en de kleine p, de patriciërs en de plebejers, die waren er altijd al, juist? Oh, en de senaat tijdens de republiek, die waren altijd de baas, toch?
Nope, er zijn ons allemaal dingen wijsgemaakt!
Zoals in wel meer velden waar een mens het niet zou vewachten, is er de laatste twintig jaar ook in de geschiedenis van het oude Rome vanalles veranderd: van de positie van Rome ten opzicht van de rest van Italië (geen niet-innovatieve boeren) over de geschiedenis en de positie van senaat en consuls en de staat-in-de-staat van de plebejers en hoe het eigenlijk aristocraten/oligarchie versus populisme/democratie was, tot wat de koningen misschien wel waren (een soort condottieres?).
Boeiend, en Cornell is een grappige mens ook, vooral in zijn voetnoten. Bijvoorbeeld!
The only text to support this intepretation is Isidorus, Orig. 9.4.11, a secondary source with no independent authority. Cicero's reference to a pater conscriptus (Phil. 13.28) is ironical. This text ‘ist natürlich ein Scherz', said Mommsen (Staatsr. III. 863 n.), who knew a joke when he saw one.
In het vierde leerjeer ontdekte ik tegelijk Edgar Allan Poe (nachtmerries, jaren lang, ik moet het u niet vertellen), de Vliegende Hollander en een dik boek met vlaamse volksvertellingen. In het vijfde en zesde leerjaar las ik alles wat er van Gustav Schwab en Onno Damsté te vinden was, en kon geen mens mij verslaan in nutteloze kennis van Griekse en Romeinse mythen en sagen. In het zesde leerjaar won ik de verkleedwedstrijd voor karnaval op school (ik was een zigeunerin, don't ask), en mocht ik als prijs een boek kiezen. Ik koos, in dezelfde reeks als Schwab's vertaalde magnum opus, een boek over Egyptische mythen en sagen.
Het heeft geduurd tot het eerste middelbaar dat ik de Germaanse kant van de zaken ontdekte, in een dik boek op zakformaat met zeer dun papier. De naam ben ik vergeten, maar het was iets in de zin van “encyclopedie van de wereldmythologie” – tienduizenden lemma's, een korte omschrijving per god of figuur.
Ik zat in de studie op school en elk excuus om niet te studeren was goed, dus maakte ik – Hesiodus achterna – stambomen van mythologische systemen. Griekenland en Rome, dat lukte redelijk. Egypte was gemakkelijk. Maar dan kwam ik bij Odin en de zijnen terecht. Ik had geen overzicht gelezen zoals voor Griekenland/Rome of Egypte, en ik was verloren.
Ik dus op zoek naar meer, en gevonden in de bibliotheek. Geen idee meer wat het boek was en van wie, maar wat er wél bleef hangen, was dat het zó een totaal anders aanvoelende wereld was. De goden zijn niet zo onbereikbaar vreemd als Egyptische goden, niet zo verheven onbereikbaar als de Grieken in de boeken van Damsté en Schwab (ik had geen andere versies gelezen toen), maar veel menselijker. Thor is niet de slimste ter wereld (understatement). Loki is grappig maar ook zoals de schorpioen die niet anders kan dan slecht zijn. Odin lijkt verschillende personen te zijn in zijn verschillende vermommingen.
En dan zijn er de rare dingen: Heimdall met negen moeders, Loki die een merrie wordt en zqanger raakt, Loki's kinderen de wereldslang Jormungandr, de Fenriswolf en Hel, met één gezonde en één rottende kant.
En van het hele begin af hangt voortdurend het einde boven het hoofd van alles. Ragnarok komt, in de toekomst. Odin zal opgegeten worden door Fenrir, Thor verslaat Jormungandr maar valt zelf dood, Freyr en Surtr doen elkaar dood, de zon dooft uit, de aarde wordt verzwolgen door de zee, de sterren verdwijnen alles staat in brand.
Maar niet alles en iedereen is dood. Er zijn twee mensen overgebleven, en er zijn nog een paar goden, en de hele wereld begint opnieuw.
Ik weet niet meer welk boek ik in 1982 vond in de bibliotheek. Ik heb sindsdien wel meer gelezen. Ergens in de bibliotheek staat een versie van Snorri Sturluson's verzameld werk, en Noorse mythologie komt hier en daar terug in allerlei. Niet in het minst in Neil Gaiman's Sandman en vooral American Gods, waar Odin en Loki (en Baldr, shh) hoofdrollen spelen.
De originele teksten zijn ondertussen allemaal online te vinden, maar wie een inleiding Noorse mythologie wil, moet niet verder kijken dan Neil Gaiman's Norse Mythology.
Het begint zo:
Before the beginning there was nothing—no earth, no heavens, no stars, no sky: only the mist world, formless and shapeless, and the fire world, always burning.
To the north was Niflheim, the dark world. Here eleven poisonous rivers cut through the mist, each springing from the same well at the center of it all, the roaring maelstrom called Hvergelmir. Niflheim was colder than cold, and the murky mist that cloaked everything hung heavily. The skies were hidden by mist and the ground was clouded by the chilly fog.
To the south was Muspell. Muspell was fire. Everything there glowed and burned. Muspell was light where Niflheim was gray, molten lava where the mist world was frozen. The land was aflame with the roaring heat of a blacksmith's fire; there was no solid earth, no sky. Nothing but sparks and spurting heat, molten rocks and burning embers.
In Muspell, at the edge of the flame, where the mist burns into light, where the land ends, stood Surtr, who existed before the gods. He stands there now. He holds a flaming sword, and the bubbling lava and the freezing mist are as one to him.
It is said that at Ragnarok, which is the end of the world, and only then, Surtr will leave his station. He will go forth from Muspell with his flaming sword and burn the world with fire, and one by one the gods will fall before him.
Ik ben niet zo erg als Stephen Marche, die dit boek honderd keer las, maar ik heb het zeker al een keer of zes zeven gelezen. En het is waar: het is als een perfect zittende zetel in een perfecte kamer op een perfect moment.
The Inimitable Jeeves lezen is ergens zijn waar het fijn verblijven is. Ik las het vóór ik de serie op tv zag, maar na de eerste drie minuten Jeeves & Wooster was het natuurlijk was het onmogelijk om mij Bertie Wooster als anders dan Hugh Laurie voor te stellen, en Jeeves als Stephen Fry.
En zo lees ik nu P.G. Wodehouse met een amalgaam van Fry & Laurie in Blackadder, in A Bit of Fry and Laurie en uiteraard in Jeeves & Wooster. Wat het allemaal nog aangenamer om lezen maakt.
Elf verhalen en verhaaltjes, waar Bingo Little, Wooster's beste vriend, verliefd raakt op alles wat rondloopt, met onderhuidse conflicten over paarse kousen en rode cummerbunds tussen Wooster en Jeeves, tante Agatha die Wooster degelijk getrouwd wil zien, de oom van Bingo die hem geen geld wil geven en waar Wooster telkens moet tussenkomen, de twee neven van Wooster die vandalenstreken uithalen, enfin ja, elf verhalen waarin Jeeves altijd aan het langste eind trekt en Wooster niet.
En van ganser hart aangeraden. Om te lezen, te herlezen, en opnieuw te herlezen.
Het was denk ik fijne collega Jan die mij er op wees dat Bill Gates How to Lie with Statistics aanraadde. Een klassieker, uiteraard. En natuurlijk had ik het al gelezen, meer nog: ik heb een oude vierdehandse papieren versie in huis.
Gekocht op een markt ergens, ettelijke jaren nadat ik het ontdekt had tijdens een vakantiejob in de bibliotheek van het Europacollege, waar het gezellig in de afdeling Economie stond, tussen de lijvige boekwerken over econometrie en andere dingen waar mij het zweet van uitbreekt.
Uit nostalgie heb ik het vandaag tusendoor nog eens herlezen. En ja, dat lukt, tussendoor herlezen: het is zeer, zeer kort. De 142 bladzijden in grote letters zijn doorspekt met leutige tekeningen, helemaal in jaren-1950-stijl. Et pour cause, wegens alsdat het boekje al van 1954 dateert.
Nostalgie, en niet veel meer dan dat vrees ik: het is leutig, maar iemand die ook ooit maar een half oog heeft laten vallen op iets dat met datavisualisatie, statistiek of gelijkaardige te maken heeft, zal niet echt veel bijleren.
Dit kan helpen voor een snelle introductie, maar degelijke handboeken statistiek hebben de volledige inhoud hiervan tegenwoordig in de eerste paar hoofdstukken staan.
Neil Gaiman is ook één van die mensen waarvan ik blindelings aanraders van volg. Dus zonder er meer dan “aangeraden door Gaiman” van te weten, begon ik aan The Dragon Waiting.
Op de (virtuele) achterflap stond
“Had [John M. Ford] taken The Dragon Waiting and written a sequence of five books based in that world, with that power, he would've been George R.R. Martin.” —Neil Gaiman
...en haja, meer dan dat heeft een mens niet nodig.
In het boek zijn er een aantal dingen anders dan bij ons (magie bestaat, vampirisme is een ziekte die wel degelijk onsterfelijk maakt), maar het is vooral het althist-aspect dat mij aansprak. Ik blijf daar een fan, en misschien wel het meest wijze is proberen achterhalen waar het divergentiepunt is ten opzicht van de onze geschiedenis.
Het boek begint met het verhaal Hywel Peredur in Wales, in “the nine hundred tenth year of Arthur's Triumph, the one thousand ninety-fifth year of Constantine's City”. Een beetje rekenen leert dat 1095 jaar na de stichting van Constantinopel in 330 uitkomt in 1425, da's het laatste jaar van Manuel II Palaiologos en eigenlijk ook wel de allerlaatste fase van de doodsstrijd van Byzantium.
Niets daarvan hier: het wordt nooit helemaal expliciet duidelijk tot waar in het oosten Byzantium gaat, maar quasi heel Europa tot ergens in het midden van Frankrijk) valt onder Byzantium, en tijdens het verhaal breidt het zijn macht uit in de Italiaanse stadstaten.
Het tweede verhaal gaat over Dimitrios Ducas, van de Doukai, waar de keizer kwaad op is, wiens vader op een zijspoor gezet is ergens in Frankrijk. In het derde verhaal wordt Cynthia Ricci geïntroduceerd, een arts in het noorden van Italië.
Het vierde hoofdpersonage is Gregory von Bayern, een Duitse Fachritter, een soort genie-troepachtige ingenieur-ridder. Die ook een vampier is. En die geïntroduceerd wordt in een soort murder mystery waar de drie andere hoofdpersonages ook in zitten.
En dan wordt het, in de tweede helft van het boek, een totaal ander verhaal. Een mens zou kunnen verwachten dat het over het wedervaren van pakweg Dimitrios zou gaan, hoe die zich weer een positie van macht verwerft, met de hulp van Hywel. Of over Cynthia Ricci en hoe ze de invloed van Byzantium fnuikt. Of over de achtergrond en de toekomst van von Bayern.
Nope, niets van dat alles: de tweede helft van het boek is eeen alternatieve geschiedenis van het verhaal van Richard III en de War of the Roses. Zeer gedetailleerd, zeer politiek, en het is zeer handig als ge een beetje (veel) van de échte geschiedenis weet.
Ik vond het zeer zeer goed.
En dat divergentiepunt?
“And do you understand how the Empire rules, when it is not of the population ruled?”
Dimi knew the words from his lessons. Now, for the first time, they began to mean something, and he did not think he liked the meaning. “We rule because we force nothing but the law. None need worship our gods, speak our languages, adopt our ways, even walk our roads, given only that they obey the law.”
Cosmas nodded. “And what is the first among Imperial laws?”
“The Doctrine of Julian the Wise: All faiths are equal: no faith shall forbid another, nor shall the Empire champion any faith.”
Julianus de Afvallige overleeft langer dan een paar jaar.
Ha.
Eén raad: verspil tijd noch geld aan deze rotzooi. Sla zelfs dit stuk over, meer dan “dat zijn een paar uur die ik ook nooit meer terugkrijg” zou ik er eigenlijk niet over moeten zeggen.
Zoals Stephen Colbert onlangs zei: “I love your books. I love the rage they fill me with.” Een paar voorbeelden! Een bijzonder intelligent mens bekijkt een video waar het over Malthus gaat:
Knowlton paused the video. The mathematics of Malthus? A quick Internet search led him to information about a prominent nineteenth-century English mathematician and demographist named Thomas Robert Malthus, who had famously predicted an eventual global collapse due to overpopulation.
You don't say
(dringend!)
Langdon returned his focus to the iPhone, and within seconds was able to pull up a link to a digital offering of The Divine Comedy— freely accessible because it was in the public domain. When the page opened precisely to Canto 25, he had to admit he was impressed with the technology. I've got to stop being such a snob about leather-bound books, he reminded himself. E-books do have their moments.
Uuuurgh
The poem was disturbing and macabre, and hard to decipher. Use of the words doge and lagoon confirmed for Langdon beyond any doubt that the poem was indeed referencing Venice—a unique Italian water-world city made up of hundreds of interconnected lagoons and ruled for centuries by a Venetian head of state known as a doge.
Nooo, really?
Da Vinci Code
min of meer
Inferno?
dei ex machina
Zelie moest leren over de oorlogen tussen de Grieken en de Perzen, op school, en ik schreef daar iets over en Hendrik reageerde terecht dat het eigenlijk voor een deel propaganda is, de dingen die we moeten leren. Tijl reageerde wat verder met een verwijzing naar dit boek, en meer heb ik niet nodig om het om mijn “te lezen”-lijst te zetten.
Tom Holland is een beetje van een pitou: hij vertelt een coherent en vloeiend verhaal, waar zo op het eerste zicht weinig speld tussen te krijgen is. Het leest meer als een verhaal dan als geschiedenis, maar da's grotendeels omdat hij alle discussie en onzekerheid verbergt in de voetnoten.
Want zo enorm veel onafhankelijke bronnen hebben we natuurlijk niet: Herodotus, die degelijk werk doet maar onvermijdelijk meer het Griekse perspectief vertolkt, Aeschylos, die zelf meevocht in Salamis en in De Perzen een authentiek ooggetuigenverslag kan geven, en dan nog wat levens van Grieken door Plutarchus (eeuwen later) maar dat is het zowat. Gekoppeld aan een bijna totaal gebrek aan bronnen van de Perzische kant (op uitzonderingen na verloren gegaan in de eeuwen na Alexander en Islam), is het een klein mirakel dat er zo'n gedetailleerd relaas uit kon komen.
Ik vond het boek op zijn boeiendst als het over de antecedenten van de strijdende partijen bij Thermopylae en Salamis en Plateae ging: de manier waarop Cyrus een rijk bouwde, en waarop Darius meesterlijk een staatsgreep omzette naar legitimiteit (veel godsdienst, blijkbaar); de politieke smeerlapperijen in Athene, de manier waarop (en waarom) Sparta Sparta werd.
En verder een degelijk boek. Niet uitstekend, maar degelijk. Ik loop wat lastig van het allesomvattend thema van Oost versus West dat er altijd zou geweest zijn, en dat in Nine Eleven zijn zoveelste uiting zou gevonden hebben, maar bon.
Ik vond Kurt Vonnegut fantastisch goed toen op op school zat. Slaughterhouse Five, Sirens of Titan, Cat's Cradle, het sprongetje van contentement dat ik maakte toen ik zag dat er nieuwe was, Galápagos.
En toen kwam ik vorige week een filmpje van hem tegen. En bedacht ik, tijd om die mens nog eens te herlezen.
Weeeeellllllll... you can't go home again, zoals ze zeggen.
Ik had Mother Night dacht ik niet gelezen, maar het werd mij aangeraden, en dus hey waarom niet. In Mother Night schrijft Howard W. Campbell in een gevangeniscel in Israël, terwijl hij wacht op zijn proces wegens oorlogsmisdaden. Hij heeft veel misdaan waar iedereen van weet, als een soort hoofdpropagandist voor de Engelstalige wereld tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar hij heeft ook veel goede dingen gedaan waar bijna niemand van weet, door in zijn radio-uitzendingen gecodeerde boodschappen uit Duitsland naar de geallieerden te sturen.
Ik had Vonnegut gewoon dicht moeten laten, dan zou het bij een goede herinnering gebleven zijn. Het moet zijn dat ik een allergie heb opgedaan aan dit soort literatuur of zo, want ik werd al vanaf de eerste hoofdstukken (hoofdstukjes) kregelig. Die alleswetende verteller, die eindeloze metafictionele gimmicks van “ik zeg u op voorhand wat er gaat gebeuren, en zie, het gebeurt ook echt, neenee, kijk!, zie!, hiér gebeurt het”, ik word daar lastig van.
En oh kijk, we krijgen al helemaal in het begin een moraal mee: “We are what we pretend to be, so we must be careful about what we pretend to be.” Dankuwel, maar ik ben geen klein kind dat bij de hand geleid moet worden en alles van naaldje tot draadje uitgelegd moet krijgen. Oh wat nu? Krijg ik écht diezelfde moraal pagina na pagina er quasi letterlijk ingestampt? Ugh, nee. Nee bedankt.
De samenvatting staat hier. De wereld vind het wellicht een uitstekend boek, ik vond er niets aan en ik heb er spijt van dat ik het gelezen heb. (Sorry Iannis.)
Ik moest mezelf elke pagina herinneren dat dit wel degelijk de Heilige Justinianus en de Heilige Theodora waren, waar Procopius over aan het schrijen was. En de nobele Belisarius, waar Robert Graves zo mooi over schreef.
Machtig: roddel, schandaal, ontrouw, sex, ruzie, achterklap. Koppel dat aan onmetelijke rijkdom en baas van de gekende wereld, en het wordt bij tijden hallucinant.