Voilà, dit is waarom ik deze reeks ben beginnen lezen: om te weten hoe de tv-serie zal aflopen.
En dat weet ik dus, bij deze.
Met het materiaal zou het mogelijk geweest zijn om er een eindeloos verhaal van te maken, boeken aan een stuk “zullen ze of zullen ze niet” doen, en Lost-gewijs telkens meer en andere mensen in het centrum van de gebeurtenissen zetten, maar neen dus.
Blake Crouch heeft duidelijk lessen getrokken uit Lost (en andere, kuchUnder the Domekuch) en zorgt ervoor dat de status quo zeer snel gebroken worden, en dat het allemaal ontploft.
Er zit genoeg materiaal in de boeken om nog een tweede volledig seizoen van tien afleveringen te maken, als ze het niet te veel uitmelken. Er zitten spectaculaire dingen in, de conflicten tussen de verschillende hoofdpersonages worden proper (zei het véél te snel om realistisch te zijn) afgewerkt, en er wordt zowaar een niet al te belachelijk einde aan gebrouwen.
Het enige: er is bijzonder veel suspension of disbelief nodig om het centrale gevaar van de reeks serieus te nemen. Het leest allemaal min of meer haalbaar, maar als een mens er een beetje over nadenkt, is het bijzonder zeer weinig plausibel. Zoals in: de man heeft maar van zeer zeer ver de klepel horen hangen over basisbiologie en evolutie.
Maar goed. Content dat ik het gelezen heb.
Hopla, deel twee van de trilogie. Ik heb niet zo enorm veel tijd, maar toch heb ik dit op een dag achter de kiezen gekregen.
Ethan Burke weet nu dus wat het geheim achter Wayward Pines is en wie er achter de schermen de touwtjes in handen heeft, en hij werkt er actief mee mee.
En dan wordt iemand van de achter de schermen-mensen gruwelijk vermoord, is een mogelijke ondergrondse groep in het dorp verdacht, en trekt Burke op onderzoek.
“En niets is wat het op het eerste gezicht lijkt”, of zo.
Wayward is denk ik beter dan Pines. Geen literatuur, zeer verre van, maar perfekt voor op het plankier te lezen op een mooie zomerdag. Op naar deel drie!
Ik had het eerste seizoen van de tv-serie Wayward Pines gezien en ik wou weten hoe het afliep, en dus dacht ik: ik lees de boeken, het zijn er maar drie, dan weet ik het meteen.
Er werd mij veel duidelijk bij het nawoord van de auteur: de Wayward Pines-trilogie is geschreven als een soort hommage / vervolg / geïnspireerd door Twin Peaks. Dat legt de sfeer uit, met dat verschil dat Twin Peaks een mythologie (Black Lodge, White Lodge, the owls are not what they seem, ...), en dat dit Twin Peaks is met een wetenschappelijke uitleg voor al het vreemd gedrag van mensen.
Ethan Burke van de Secret Service komt terecht in het afgelegen dorpje Wayward Pines in Idaho, waar niemand spreekt over het verleden, en waar je niet uit kan raken. Alle wegen leiden terug naar de stad, en bij nader onderzoek blijkt er een enorm hekken rond de stad te staan. Het wordt alsmaar mysterieuzer en viezer, tot Ethan het geheim van de stad ontdekt. En dan moet hij zijn rol spelen om Wayward Pines te houden zoals het is.
In zeer grote lijnen loopt de tv-reeks samen met het boek (well, duh), maar er zijn toch behoorlijk belangrijke verschillen. In de volgorde van wat er gebeurt, in de backstory van Ethan (waar op tv alleen maar naar gehint kan worden in onduidelijke flashbacks, maar die in het boek veel explicieter aanwezig is), in de leeftijd van bepaalde sleutelpersonages.
Wat maakte dat het boek aangenamer las dan ik gedacht had: ik had gevreesd dat het een saai zou worden, dat ik me door boek één zou moeten worstelen om dan pas in latere boeken verder te gaan dan het eerste seizoen, maar neen dus. Leutig. Onderhoudend.
In principe is dit een boek dat ik enorm graag zou lezen. Octopussen zijn wijs en wonderbaarlijk en interessant. Ze leven een handvol jaar, ze zijn intelligent, maar dan op een volledig andere manier dan wij ons kunnen voorstellen, maar dan weer niet helemaal anders want we delen nog altijd een aantal zaken van heel erg ver terug in de evolutie van het leven.
Helaas: dit is meer een lang soort mijmering van iemand die professioneel over beesten schrijft, die bijna toevallig met octopussen in aanraking komt in haar lokale aquarium, en dan een hele reeks anecdotes en episodes uit haar leven beschrijft.
Over de mensen die ook fans zijn van octopussen, en over hoe ze wil leren duiken, en over het leven en de dood van een paar octopussen die ze ontmoet heeft.
Zeer spijtig dat het allemaal wat op de vlakte bleef. Een degelijke documentaire lijkt mij interessanter dan een al met al niet zo interessant boek, met kleine zwartwitfotootjes erin.
En dat kan dan zelfs zeer kort zijn, zoals deze van Ze Frank:
Pijnlijk herkenbare situaties, die eigenlijk niet om te lachen zijn. Honden die niet anders te omschrijven zijn dan zwaar mentaal gehandicapt. Psychoses en neuroses en traumata en misverstanden.
De helft van wat in dit boek staat, stond al eerder op Hyperbole and a Half, het weblog. De andere helft niet.
Ik vermoed dat een groot deel van de lezers van dit boek zich kapot lachen, en een ander deel helemaal niet.
Maar toch aangeraden, van ganser harte. Al was het om even te ervaren wat het is om depressief te zijn.
Wie The Room nog niet gezien heeft: meteen doen. Het is een ervaring met meer dan veel Ed Wood-allures: een barslecht scenario (geschreven door Tommy Wiseau), geproduced door een producer die niet weet wat hij doet (Tommy Wiseau), met een hoofdacteur zonder aantoonbaar talent (Tommy Wiseau).
Niemand weet precies wie Tommy Wiseau is (is hij Pools? misschien), hoe oud hij is (hij zegt in de twintig, misschien is het in de zestig), waar zijn vele miljoenen vandaan komen (shady klerenverkoop? real estate?), en vooral: waarom hij dit allemaal doet. De film heeft miljoenen dollars gekost, hij heeft stapels gespendeerd aan promotie, en het is echt objectief uiterst slecht.
En dan dit boek lezen, en de film opnieuw bekijken met andere ogen.
Sestero is hoofdpersonage twee in de film, en al jaren Wiseau's “beste vriend”, wat dat ook moge betekenen. Hij schrijft door elkaar twee verhalen in The Disaster Artist: zijn leven tot en met The Room en het verfilmen van The Room zelf. Naar het einde van het boek komt daar een derde verhaal tussen: het leven van Tommy Wiseau, voor zover Greg het naar beste oordeel en vermogen kan reconstrueren.
The Disaster Artist leest vreemd: het voelt aan als een niet-professioneel boek, als dat iets betekent. Het is duidelijk dat Sestero geen schrijver is, en ik weet niet in hoeverre co-schrijver Tom Bissell de pen zwaar vastrgehouden heeft, maar het klinkt alsof het één lang interview is. Het had gemakkelijk geweest om het allemaal in het belachelijke te trekken; dat is niet gebeurd.
Wiseau is een tiran, jazeker, en een charlatan en een controlefreak, maar tegelijk is er ook een meer dan een beetje onderhuids vreemde asexuele mancrush tussen hem en Greg Sestero. En is het duidelijk wat voor een gebroken en kwetsbaar persoon er onder het personage zit.
https://www.youtube.com/watch?v=EE6RQ8rC8hc
Ik ga dringend nog eens The Room moeten bekijken.
Een aantal dingen uit de weg op voorhand.
Het boek is extreem slecht geschreven. Akkoord, het is Hayes' eerste boek, maar dat mag geen excuus zijn. Integendeel! Een debuut zou met nog meer aandacht moeten gevolgd worden door een goede editor. Die zou bijvoorbeeld na de twintigste keer dat iemand of iets (inclusief de twee hoofdpersonages en zowat elk nevenpersonage) omschreven wordt als “de beste ter wereld”, “de mooiste die ik letterlijk al zag”, “de meest begaafde ooit”. Die zou er ook belachelijke zaken zoals een niet-bestaand ‘Turks Engels” dat meer Yoda dan iets anders is, uit gewipt hebben. Die zou ook nagekeken hebben of pakweg een “bekend Nederlands gezegde” wel degelijk écht een bekend Nederlands gezegde is (hint: neen, dat was het niet). Die zou ook gezegd hebben dat het géén goed idee is om letterlijk elk hoofdstuk — zelfs als het maar drie pagina's lang is — te eindigen met een dramatische voorbeschouwing in de zin van “Het was pas later dat ik zou beseffen dat ik een cruciale fout begaan had”.

Het verhaal gaat, ruwweg, over twee supermannen. De ene is een Amerikaan, die op jonge leeftijd zijn ouders verliest en geadopteerd wordt door (uiteraard!) miljardairs, en die dan na een korte omweg een blitscarrière maakt als James Bond maar dan indrukwekkender en na een paar jaar de baas van James Bond wordt maar dan nog veel indrukwekkender. En die op zijn 31ste op pensioen gaat nadat hij half de wereld heeft gezien en duizend dingen meegemaakt heeft. En die dan begot een boek schrijft waarmee mensen perfecte misdaden kunnen plannen.
De tweede superman is een Islamofascist, die zijn vader ziet geëxecuteerd worden wegens majesteitsschennis in Saoedi-Arabië en radikaliseert en naar Afghanistan trekt en een superheld-Mujahedin wordt en daarna dokter en superwetenschapper.
Haja, islamofascisme. Want het is vaak een nogal islamofoob boek, ja. OK, er is vanalles serieus mis in Saoedi-Arabië, maar dat wil niet zeggen dat ze daar allemaal “garbage wrapped in skin” zijn, bijvoorbeeld. Het boek is, vrees ik, vooral een kind van zijn tijd: post-9/11 paranoia.
Ergens diep in die honderden en honderden bladzijden, zit een goed verhaal. Mar Hayes is niet de schrijver om het te schrijven.
“Show, don't tell” is een uitstekende vuistregel. Tóón dat een personage intelligent/moedig/whatever is, zég niet dat hij enorm intelligent / fantastisch moedig / whatever is. Letterlijk de eerste helft van die boek (pakweg 300 van de 600 bladzijden) is een niet-aflatende stroom van flashback na flashback om te vertellen hoe fantastisch de superheld wel is.
Een paar toevalligheden, dat kan gebeuren. Maar toeval na toeval na toeval, dat is gewoon ongeloofwaardig. Op het einde van dit boek komt letterlijk elke anekdote uit al die tientallen flashbacks nét van pas — hetzij om een gevatte repliek te geven, hetzij om een huurmoordenaar te herintroduceren die we al 500 bladzijden vergeten waren, hetzij om een dokter te vinden die jaren na een mislukte actie van vijftien jaar geleden nog altijd in hetzelfde dorp loopt alcoholieker te zijn. Om nog niet te spreken van de knullige manier waarop de twee hoofonderzoekslijnen (naar een moord in New York en naar de islamofascist) toevállig naar precies hetzelfde dorp in Turkije leiden, dat ook al dezelfde locatie van een flashback was.
Zeer zeer frusterend boek.
Het einde was wel spannend, dat wel.
Het heeft wat voeten in de aarde gehad, maar ik heb Rhythm of War uiteindelijk uitgelezen. Voeten in de aarde, omdat ik begonnen was met het in audioboek te beluisteren, maar het was al zo lang geleden dat ik de vorige boeken gelezen had, dat ik geen flauw idee had wie wie was.

't Is te zeggen: ik had de vorige boeken gelezen, zoals in “met mijn ogen gelezen”, niet beluisterd. En het moet zijn dat ik de namen anders in mijn hoofd had zitten dan de meneer en de mevrouw die het boek voorlazen, of ik weet eigenlijk niet wat, want het lukte niet, in audioboek. Ik geraakte niet vooruit, met elke avond juist voor ik in slaap viel een kwartier te luisteren.
Overgestapt op Kindle en 't was direkt beter: na een paar hoofdstukken was ik weer helemaal mee, en op een paar avonden was ik er door.
Heel veel negatief commentaar op tinternet, zag ik achteraf. Boze mensen, over hoe saai het is en alles.
Ik ga niet zeggen dat het een slecht boek was. Maar ik durf ook niet te zeggen dat het een boek is dat zeer veel mensen uitstekend gaan vinden. Brandon Sanderson bouwt aan een verhaal dat bijna al zijn werk aan het omvatten is: alles speelt zich af in de Cosmere, waar quasi-goddelijke wezens (die behalve dat ze enorm machtig zijn toch nog altijd verrassend menselijk blijven van karakter en dergelijke) in verschillende zonnestelsels zitten op verschillende planeten, en waar er een soort allesomvattend systeem van magisch-achtige dinges is, dat in elk van die plaatsen zijn eigen systematiek heeft.
Het hangt allemaal in elkaar, en voor de (zeeeer) aandachtige lezer staat het vol met verwijzingen over en weer.
Daar knelt het wat, in Rhythm of War: Sanderson probeert te veel antwoorden te geven, en tegelijkertijd te veel allusies te doen naar dingen die alleen begrijpbaar zijn voor superfans en méér dan aandachtige lezers die alles gelezen hebben en/of op de hoogte gebleven zijn via bijvoorbeeld The Coppermind.
Ja, ik ben één van die mensen. En ja, voor mij was het allemaal redelijk duidelijk, eens ik er weer in was geraakt.
Een tweede probleem is dat het boek over en weer slingert tussen verschillende vertelstandpunten, en dat die helaas niet allemaal even interessant zijn. Zo is één personage, Venli, enorm interessant als het verhaal zich in het heden afspeelt, maar minder dan boeiend als het flashbacks zijn van acht jaar, zeven en een half, zeven jaar, etc. geleden. Doet een ander personage tot in de laatste paar hoofdstukken gewoon niets van belang, maar krijgt het wel om de zoveel tijd zijn eigen hoofdstuk waar niets in gebeurt. Is er nog een personage dat hoofdstuk na hoofdstuk wetenschappelijke experimenten omschrijft die vrees ik alleen maar boeiend zijn voor wie meer wil weten over het grotere beeld van de verschillende Cosmere-systemen.
Een mens krijgt het gevoel dat dit nooit zou gebeurd zijn in de eerste boeken van Stormlight Archive — daar zou een redacteur nog durven zeggen hebben dat veel van die verhalen verteld konden worden in één hoofdstuk in plaats van in tien of meer.
Het heeft er ook meer te maken, vrees ik, dat Sanderson zichzelf een redelijk vast carcan heeft opgelegd wat structuur betreft, over alle boeken boeken heen: elke titel van elke boek een verwijzing naar een echte tekst in het boek, elk boek een thema, elk boek een orde van Knights Radiant, elk boek een ongeveer gelijk aantal standpunten, elk boek één flashback-protagonist.
Maar hey, dit was boek 4 van de 10 in Stormlight Archive. Het volgende boek zal een einde zijn, om dan vele jaren later de draad opnieuw op te pakken in boek 6-10. Sanderson deed dat al eens met de Mistborn-boeken, waar het tweede deel van het verhaal zich zo'n 300 jaar na het eerste dele afspeelt. Ik ben bijzonder benieuwd te zien wat er zal gebeuren in Stormlight 5. Het laatste nieuws is dat dat voor 2023 zal zijn.
Met wat geluk is Winds of Winter tegen dan ook al uit. Alhoewel.
De Baudelaires zijn op de vlucht. Ze komen Volunteers Fighting Disease tegen, een soort clini-clownsachtige organisatie. Ze worden lid en komen in een hospitaal terecht, waar ze Hal in de Library of Records van het hospitaal gaan helpen, in de hoop dat ze de echte V.F.D. zullen vinden. Ze vinden een dossier over de Baudelaires, waar alleen de dertiende bladzijde van overblijft. Shenanigans, Violet wordt gevangen genomen, Count Olaf plant een hersenoperatie op haar, Klaus en Sunny verkleden zich als Dr. Tocuna en verpleegster Flo (anagram!), slagen erin Violet te bevrijden, maar Esmée had ondertussen het archief in brand gestoken en vlucht weg met Olaf — terwijl de Baudelaires in de koffer van de auto zitten wegens enig uitweg.
Heiligschennis! Een prequel voor Sandman, één van de allerbeste comics ooit, vijfentwintig jaar na datum, wie doét nu zoiets?
...oh, wacht, wat? Neil Gaiman zelf? Ah. Even kijken, dan maar.
Van die prequels voor dingen die erg populair zijn, da's altijd riskant KUCHDune prequels Kevin J. Anderson KUCH Brian Herbert. En zelfs als het de auteur zelf is – ik moet direct denken aan de Prelude to Foundation-boeken – voelt het vaak als niet vele meer aan dan een poging om nog maar eens rap te cashen op succes van lang lang geleden.
Maar kijk, nog maar het eerste van de geplande zes delen van Sandman: Overture gelezen, en het voelt redelijk goed aan.
Het moet gezegd: Sandman begon redelijk in medias res, met een hele resem onbeantwoorde vragen (hoé kwamen zijn attributen terecht waar ze terechtgekomen waren, om maar iets te zeggen). Komt daarbij dat het Sandman-universum zich helemaal leent tot uitbreidingen en toevoegingen: Dream Hunter, Death: The High Cost of Living en andere Death-boeken, dat voelde ook allemaal redelijk goed aan.
Bij deze niet anders. Gaiman is in zijn element, J.H. Williams III (Promethea, Batwoman) tekent bijzonder goed (prachtige spreads!), het verhaal heeft me mee vanaf het begin: laat maar komen, de rest. En dan koop ik dat denk ik eens op papier, om naast mijn andere Sandman-boeken te zetten.
Leven is zoals een boek: elk boek heeft een einde, en hoe graag ge het boek ook leest, er komt altijd een laatste bladzijde, en dan is het boek gedaan.
Brás de Oliva Domingos is een schrijver, in de zin van “bezig aan zijn boek maar het is er nog niet en het wil niet echt lukken”. Zijn vader is een wereldberoemde schrijver, en overdag werkt Brás bij de krant, waar hij doodsberichten schrijft.
En dan sterft hij, op zijn 32 jaar, stomgaweg doodgeschoten op zijn verjaardag tijdens een overval op een café.
Brás de Oliva Domingos is op reis met zijn beste vriend Jorge. Hij wil de wereld zien en dingen meemaken, en het wringt, want hij wil ook op tijd terug thuis zijn voor een jobinterview. En dan komt hij een meisje tegen, en dan sterft hij, 21 jaar oud, ‘s nachts verdronken op zee.
Tegen het derde hoofdstuk is het patroon duidelijk: Brás leeft, en sterft. Soms heel jong, soms ouder. En in elk verhaal komen we meer te weten over hem en zijn leven.
Daytripper is geen bovennatuurlijk of science fictionverhaal, met alternatieve universums en tijdreizen of doden die weer levend worden. Het is een reeks what ifs, telkens rond een belangrijk stuk van zijn leven: jeugd, ouders, zoon, relaties, vriend.
En het is machtig, machtig goed. Ga het nu kopen.
The Joker in Joker ziet er precies uit als the Joker in The Dark Knight, en is even donker.
Het verhaal speelt zich buiten andere Batman-continuïteiten af, in een wereld waar the Joker net ontslagen is uit Arkham Asylum, terugkomt in de stad, en merkt dat hij niets meer in handen heeft. Verteller van dienst is ene Jonny Frost, een vierderangscrimineel die eerder toevallig in de inner circle van the Joker raakt.
Geen superhelden, alleen kapotte mensen, hier. Leutig is anders, want echt iedereen is op zijn eigen manier kapot. Flitsen bekend volk: Harley Quinn, Riddler, Penguin, Batman zelfs eventjes, maar daar gaat het helemaal niet over.
We krijgen een kijk op wat het is om te werken voor een krankzinnige misdadiger. Jonny vindt het in het begin allemaal spannend, maar dat blijft niet lang duren: er is absoluut niets grappigs aan een kranzinnige psychopaat als baas. En er is absoluut zeer weinig grappig aan het leven van the Joker.
Verder wél aangeraden.
Ha kijk: ongekwalificeerde aanrader. Geen opmerkingen. Frank Miller geeft het Batman-universum een schop in zijn gat, en het resultaat is fantastisch goed. Mispak u niet aan de jaren-1980-tekeningen: dit is een meesterwerk.
Vol. 2 doet een War of the Worlds: begint begot op Mars met John Carter, doet dan de invasie van Wells over compleet met tripods en alles, en ‘t is aan de League om ertegen te vechten. Dr. Moreau komt er ook in voor en via hem ook (egad!) de personages van The Wind in the Willows.
Ik dacht: ik ga eens iets uit de hitparade lezen. The Bone Clocks stond in allerlei boekentoptiens over de hele wereld, en meer had ik niet nodig. Geen korte inhoud gelezen, geen reviews, gewoon kopen, open doen en lezen.
Het begint met een verhaal van Holly Sykes, een meisje dat wegloopt van huis, in 1984. 't Is al direct prijs, want zij is zowat even oud als mij, wat het allemaal veel dichter bracht dan ik gedacht had. Niet dat ik meegemaakt heb wat zij meemaakt, maar het had toch net iets meer een zekere “het had mij kunnen zijn” dan anders.
Shenanigans ensue, met vreemde personages die opduiken en vreemde dingen zeggen en doen — en hey! het is niet zomaar een fictieboek, het is zowaar iets met fantasy-achtige aspecten, of magie, of in alle geval iets anders dan realisme.
Einde van het 1984-verhaal, en we zitten in een heel andere context, een paar jaar later: Cambridge-rijkeluiszoontjes waaronder één particullier vicieus ventje. Holly komt terug, als dienster in een ski-resort. Leest als een trein, en heeft eigenlijk pas helemaal op het einde weer iets met dat fantasy-achtige te maken.
Weer flash forward naar 2004, Holly is getrouwd met oorlogsjournalist Ed Brubeck. Ze zijn op een huwelijksfeest, en gedoe over hoe Brubeck zou moeten kiezen tussen gezin en werk, en hoe hij niet kan vertellen wat hem overkomt in het buitenland. Ik vond het derde deel opnieuw erg goed geschreven, erg relateerbaar, en de fantasy komt er iéts vroeger dan het einde ter sprake, maar het las nog altijd als twee soorten boek, min of meer op elkaar geplakt.
Het gaat dan nog naar 2015, waar een schrijver-karakter op de proppen komt, en hoe verder in het boek, hoe meer de twee kanten van het verhaal in elkaar haken, hoe duidelijker alles dat onduidelijk was wordt, en hoe meer fantasy het wordt. Het boek zou kunnen opgehouden zijn met een groot gevecht en apotheose in 2025, maar er komt een zeer uitgebreid soort coda in 2048 bij. Dat het hele verhaal een beetje op losse schroeven zet, maar tegelijkertijd ook niet echt.
Ik weet het niet goed, eigenlijk. Ik heb het boek op twee nachten en een paar uur uitgelezen, mij geen moment verveeld, en ik dénk dat ik het wel een goed boek vond. Wat te zelfreferentieel bij momenten, soms voelde het wat truuk-achtig aan, maar al met al: content dat ik het gelezen heb. En dat ik misschien wel eens een paar van 's mans andere boeken zou opzoeken.
Ik zit al sinds gisteren met Pnin in mijn hoofd. Arme Pnin.
Pnin is een karikatuur van een mens, kaal, te gespierd bovenlijf, dunne beentjes, vrouwelijke voeten. Pnin spreekt een vreemd soort Engels, vol Russische constructies, en Franse en Duitse klanken. Pnin wordt geleefd, door zijn ex-vrouw, door zijn collega's aan de universiteit.
His life was a constant war with insensate objects that fell apart, or attacked him, or refused to function, or viciously got themselves lost as soon as they entered the sphere of his existence. Pnin is belachelijk, en hij beseft het zelf niet.
Aan de oppervlakte is dat de indruk. Het boek is een reeks vignetten, die in schuifjes gepubliceerd werden in The New Yorker, en dan aan elkaar geschakeld werden voor het boek: Pnin neemt de verkeerde trein, Pnin huurt een kamer, Pnin komt zijn ex-vrouw tegen, Pnin is op bezoek bij andere Russische émigrés, Pnin geeft een feest.
Een reeks bijzonder grappige vignetten – die Pnin toch! is telkens de ondertoon – maar gaandeweg lijkt het alsof er een zeer ongelijke strijd aan de gang is. Pnin wordt door de verteller neergezet als een karikatuur, maar door de kieren van het verhaal komt er een andere mens tevoorschijn, en wordt het alsmaar duidelijker dat de verteller niet erg te vertrouwen is.
De verteller is een smeerlap, die ik verdenk van een afrekening met Pnin. Waar Humbert Humbert uit Lolita achter zijn zelfopgebouwde façade een sléchte mens is, blijkt Pnin een in-goede mens te zijn.
Zijn ex-vrouw zadelt hem op met haar zoon uit een tweede huwelijk, en Pnin doet zijn uiterste best om hem te helpen: ontroerend, hoe hij voor zijn eerste bezoek een boek gaat kopen en een voetbal, en als dan blijkt dat de zoon niet graag voetbalt, loopt hij snel naar boven, steekt hij de voetbal weg en geeft hij hem geld in de plaats. De verteller gebruikt de episode als een illustratie om nog eens door te drukken hoe onhandig Pnin wel is (hij breekt half de kamer af terwijl hij die voetbal wegsteekt), maar wat blijft hangen, is de ontroering.
Hij is ook niet zo'n kluns als de verteller hem neerzet: als hij bij zijn Russische vrienden is, is hij plots geen belachelijke nar meer, maar een geliefde, gesofisticeerde en zelfs sportieve man, helemaal in zijn element.
En door en achter alles heen is Pnin ook een dieptragisch figuur, zelfs al blijft hij fundamenteel optimistisch van inborst: zijn eerste grote liefde kwam om in een concentratiekamp (en daar is hij nog altijd niet over); hij trouwde met een vrouw waar hij stapelverliefd op was, maar die hem niet graag zag (en hij is er nog altijd verliefd op).
Een zeer vreemd boek: ik heb enorm veel moeten lachen toen ik het las, en achteraf bleef vooral een vaag gevoel van droevige nostalgie achter.
Ik lees dat Pnin even terugkomt als professor in Nabokov's Pale Fire. Ik weet al wat op mijn leeslijst te zetten.
En als Pnin nog niet op uw “te lezen”-lijst stond: doen, en wel meteen.
Een handige samenvatting van recente evoluties in de geschiedenis van Amerika vóór de Europeanen. Een paar onverwachte zaken (de uitgevonden geschiedenis van de Maya, bijvoorbeeld), en voor de rest weinig verrassingen.
Ach, ach, ach.
Pas op het is niet slecht hé. Maar het is ook verre van goed.
We zijn in een onbestemde periode in een wereld die wat lijkt op die van ons in pakweg de 19de eeuw of zo: er is Ravka, een Rusland-achtig land, er is een Nederlanden-achtig land, er is een vaag-Aziatisch land.
En er zijn Grisha, mensen die magie kunnen doen, maar niet echt: wat ze doen komt nooit uit het niets; ze kunnen alleen dingen manipuleren (de wind, vuur, metaal, iemands hart- en vaatstelsel).
Haal boven uw zak vol clichés: Alina is een weeskind dat samen met Mal, ook een weeskind, opgroeit. Hij ziet er uit als een jonge god, zij als een onzichtbare muis. Maar zij is ook een Grisha, die toen ze klein was haar talent verborgen heeft gehouden omdat ze niet van Mal wou gescheiden worden. En met de jaren beseft ze dat ze op hem verliefd is, maar hij ziet haar niet op die manier.
Na het weeshuis komen ze allebei in het leger terecht: zij als cartograaf, hij als soldaat.
Tussen Ravka en de zeer ligt er de Fold, een gebied waar het permanent donker is en waar het vol met volcra zit: vliegende monsters die afstammen van de mensen die er vroeger woonden. Die Fold is er gekomen toen eeuwen geleden een slechte Grisha iets verkeerd deed.
Tijdens een oversteek van de Fold wordt het leger aangevallen door volcra, en boem paukenslag, blijkt dat Alina niet alleen een Grisha is maar een soort Grisha dat nog nooit bestond: een Sun Summoner — ze kan zelfs in de donkerste plaatsen al het licht dat er is bij elkaar brengen.
Alina wordt sofort naar het koninklijk paleis gedispatched om te trainen als Grisha.
Volgt nóg een zak vol clichés: She Was Beautiful All Along, om te beginnen, en een gezonde dosis liefdesdriehoek, enzoverder, enzovoorts.
Het was niet slécht, maar het was ook niet goed. Het is enorm hard een boek voor jonge tieners, maar hey, ik ga de rest van de reeks ook maar lezen, een mens weet nooit dat het betert. (En het is ook wel ontspannend en het leest vlot, dat telt ook voor iets.)
Ik ging aan een batch nieuwe boeken beginnen, maar toen zag ik dat er een nieuw Murderbot-boek was, en dus heb ik dat maar eerst gelezen.
Het was zeer raar. Ik had net Red Country gelezen, dat bij momenten absoluut enorm grappig is, maar ook bij momenten doodernstig. En dat niet alleen uitstekend van verhaal is, goed geschreven, een onderdeel van een veel grotere wereld en een zeer lang lopend verhaal, maar ook een lang boek is dat perfect op zich kan staan.
Murderbot was aanpassen. Het is een kort boekje dat bijna niet te begrijpen is zonder alle voorgaande gelezen te hebben (ik herhaal wat ik al meer dan eens zei: het leest meer als een tv-serie dan als een boek), en wat een hele reeks boeken wel leutig overkwam (de altijd cynische SecBot), komt nu soms wat als een te veel gebruikt truukje over.
Het verhaal? Er is een moord gepleegd, en Murderbot helpt de moord oplossen.
Tja.
Een beetje dunnetjes.
Het zou niet mogen werken. Horror maar dan grappig, en sciencefiction maar met magie, en tienermeisjes maar dan wel necromancers, en verliefdheid maar ook massamoord en mishandeling, en dat allemaal geschreven met een attitude en een taal die zó hard “nú” is dat ze binnen drie jaar hopeloos gedateerd zal zijn.
Maar het werkt wel.
Een wereld in de zeer verre toekomst en elders in het universum (denk WH40K van tijdsschaal) waar er een God-keizer is (tiens, denk WH40K maar dan met een iets meer lévende Keizer) en negen “huizen” die allemaal necromancie doen.
Na 10.000 jaar roept de Keizer van elk huis een necromancer en zijn/haar kampioen (“cavalier primary”) naar een gedelapideerd paleis, waar ze zeer misschien wel Lyctor kunnen worden, een soort onsterfelijke rechterhand van God.
Eens aangekomen, krijgen ze als enige instructie dat ze geen deuren die op slot zijn mogen open doen zonder toestemming. 't Is een soort wedstrijd dus, maar er zijn geen spelregels. En de eerste nacht dat ze er zijn, worden hun ruimteschepen allemaal in de afgrond gedumpt en hebben ze geen enkele mogelijkheid om wie dan ook te contacteren.
Wat van het verhaal een soort spookkasteelverhaal maakt, gemengd met Breakfast Club. Achtig.
Ik zeg het: het zou niet mogen werken, maar het werkt wel.
Twee fijne, getraumatiseerde hoofdpersonages, haat-liefdeverhouding: gefundenes Fressen voor de Tumblrgeneratie, en dat is te zien aan de letterlijke stapels fanart overal.
Ik vond het zeer onderhoudend: spannend, grappig, ontroerend. Ik kijk uit naar het vervolg.
Hoezee! 't is een Murderbot-boek. Geen novelle die op géén tijd uit is deze keer. Wel een boek dat op geen tijd uit is, deze keer.
Boek vier, maar eigenlijk is het gewoon het einde van een wat langer verhaal. Voor hetzelfde geld (wel, eignelijk niet: voor vee minder geld) had het gewoon één boek kunnen zijn.
Het was een degelijk einde, maar ik had er gelijk toch wat meer van verwacht.
Zoals dat veel van de shenanigans waar de antagonisten (anonieme bedrijven) zich mee bezig houden eigenlijk te maken hebben met achterblijfsels van niet-menselijke aliens van lang geleden, en dat ik toch ergens gehoopt had op wat meer zicht op die dingen.
Maar hey, 't is een fijn einde, het sluit proper af, de personages (vooral Murderbot zelf natuurlijk) maken een fijne evolutie door, A++ would recomment.
Ook dit, trouwens, was weer de lengte van een degelijke lange televisieserieaflevering.
Het zou niet verkeerd zijn om hier een miniserie van te maken. Met pakweg acht afleveringen of zo, perfect voor Netflix of Prime.
Met een asexueel en androgyn hoofdpersonage, en géén romantiek of sex in de lucht maar wel voorzichtige openingen naar meer vertrouwen en vriendschap. Dat zou ook nog wat zijn.
En aangezien het ook voortdurend gaat over kijken naar series, zou het wel grappig zijn om series-in-de-serie te hebben. Een totaal camperige Space 1999-achtige versie van Rise and Fall of Sanctuary Moon, waar moet ik tekenen?
Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ik het een uitstekend idee vind. Een snelle zoek door het interwebs geeft mij niet direkt het gevoel dat het al in the works zou zijn, dus maak er misschien rap eens werk van, gasten.
Op het einde van het vorige boek weet Murderbot wat er gebeurd is toen hij een hele stapel mensen heeft vermoord die hij eigenlijk had moeten beschermen. Het heeft te maken met wat een bedrijf daar op die plaats aan het doen was, en dat bedrijf deed misschien ook iets verdachts op een andere plaats, en dus besluit hij naar die andere plaats te gaan.
(Het wordt alsmaar moeilijker om iets te schrijven zonder spoilers, want het voelt opnieuw maar aan als hoofdstuk drie in een boek dat eigenlijk vier keer langer had kunnen zijn en alle vier de eerste boeken van de reeks had kunnen bevatten.
Het is alsof Wells alle verschillende archetypes van robots achtereenvolgend aan het woord laat: dickiaanse twijfelende androïde (Murderbot), banksiaans Mind (ART), sexbot (hier en daar, terloops), en hier dan een aandoenlijke asimoviaanse robot die door zijn eigenaar behandeld wordt als iets tussen geliefd intelligent huisdier en vriend (Miki).
Dit boek was, in tegenstelling met het vorige, véél meer actie. En nog meer dan het vorige boek, waar Murderbot zijn intellectuele meerdere tegenkwam, heeft hij hier niet meer automatisch overal en altijd de bovenhand.
Murderbot zelf blijft groeien, in al zijn contacten met mensen en niet-mensen. En blijft sarcastisch, en droog, en grappig, en onzeker, en complex.
En op het einde van het boek, jawel: meteen verder naar het volgende.