Oh help. Begint interessant-achtig, maar verwatert, en wordt hopeloos snel hopeloos slecht. Imitatie-Dan Brown, maar dan wel gered door de waarheid achter de fictie. Gobekli Tepe is wijs.
Channel Zero speelt zich in dezelfde tijdlijn als The Couriers af, maar is een eind tijdlozer. Niet dat het ook niet meteen zal te duiden zijn van wanneer het was en in wat voor tijdsgeest het geschreven is, maar het is gewoon veel volwassener.
In een wereld die niet eens zo ver van de onze is verwijderd, wordt de mensheid in slapa gesust door televisie en entertainment, terwijl de Verenigde Staten onder een extreem-Christelijke president een soort super-Patriot Act stemt, en Midden-Amerika zowat binnenvalt.
Jennie probeert er iets aan te doen, door in te breken in de televisieuitzendingen.
Het heeft iets weg van ernstige luisterliedjes van lang geleden: ongetwijfeld heel erg gemeend op het moment zelf (Boudewijn De Groot geeft een lijstje van zijn eerstewereldproblemen), maar, goh, zo met mijn bijna 41 jaar uit mijn trekzetel bekeken: doe keer normaal gasten.
Elke generatie zal, vermoed ik, wel zijn eigen “de wereld is om zeep en NU moet er iets aan gedaan worden”-werkstukken maken, om dan twintig jaar later vrolijk zelf de wereld om zeep te halen voor de volgende generatie, zeker?
Desalniettemin: aangeraden, Channel Zero.
No sir, I didn't like it. Een meesterwerk! schreeuwt de cover. A classic for the ages! John Varley is our greatest writer!
Jammer doch helaas: geschreven in de jaren 70, en heel slecht verouderd (die sex! woohoo! zo gewààgd!). En vooral: misschien ben ik het wel, maar zó een slecht einde.
Mouais, mouais. Ik ben niet overtuigd.
Goscinny was er al sinds 1977 (!) niet meer bij, en nu heeft ook Uderzo het schip verlaten: in dit 35ste album van Asterix doet Jean-Yves Ferri de tekst en Didier Conrad het beeld.
Van Astérix le Gaulois tot en met Astérix chez les Belges kende ik ze allemaal van buiten: wie mij in 1987 één zin gaf, kreeg er meteen de rest van de pagina bij. Daarna: not so much. De laatste zes of zeven heb ik niet eens meer gelezen.
Het scenario van Astérix chez les Pictes heeft niet zo enorm veel om het lijf: er komt een groot ijsblok aangespoeld waarin ene Mac Oloch zit, een knappe Schot (afijn, een Pict uit Caledonië en niet veel meer dan een doorslagje van Tragicomix uit Astérix légionnaire), Asterix en Obelix brengen hem terug naar zijn dorp, ruzie tussen een goed dorp en een slecht dorp dat met de Romeinen in alliantie gaat, gevecht, opgelost, iedereen weer naar huis, cameo van het monster van Loch Ness.
Dat monster was overbodig, en het hele boek voelt aan als twee mensen die een erfenis van vele decennia gekregen hebben, en vooral niet te zot gedaan hebben. De ene na de andere situatie die we al vroeger gezien hebben, en akkoord dat het vroeger ook zo was, maar de verplichte doortocht van de piraten, de verplichte môssieu Astérix / môssieu Obélix-ruzie: allemaal weinig fris.
Niet slécht, maar zeker niet goed. Mostly harmless, dus. En mostly meh, als gevolg.
Ik hoop dat het in het volgende album toch iets minder onschadelijk is, allemaal.
Ik heb al veel boeken van veel mensen gelezen, maar ik had nog geen enkel boek van Lois McMaster Bujold gelezen. En mensen vertellen mij dat dat de moeite waard is. Meer dan dat heb ik niet nodig.
De moeilijkheid is dan wel: waar beginnen? Er zijn heelder discussies of haar boeken in volgorde van interne chronologie moeten gelezen worden, of in publicatievolgorde, of nog iets anders. Ik weet niet meer waar ik het vandaan haalde, maar ergens op het internet had iets of iemand mij overtuigd om met Curse of Chalion te beginnen.
Ik wist niet waar mij aan te verwachten, en ik was aangenaam verrast. Een niet al te clichématige wereld, meer geïnspireerd op een reconquista-achtig Spanje dan de gewoonlijke standaard-fantasywereld met een systeem van vijf goden (vader, moeder, zoon, dochter, bastaard) die ook ‘echt' bestaan.
Hoofdpersonage Cazaril is in eht begin van het boek een gebroken man na jaren als galeislaaf, komt toe in het kasteel waar hij ooit page was, en wordt aangesteld als secretaris-slash-leraar van Iselle, de zus van de troonopvolger van het land. Er is ook nog de krankzinnige vrouw van de koning, de zieke koning zelf, slechte raadgevers, hofintriges, internationale diplomatie, liefde, afgunst, avontuur, magie, vervloekingen, het kan niet op.
Er is wel actie en zo, maar het centrale ding in het boek blijft wel Cazaril, en hoe hij met zichzelf worstelt. Een bedachtzaam en rustig boek. Fijn om lezen.
Nieuwe reeksen bij Marvel en DC zijn een dijm een dozijn, en ik zie er altijd tegen op om eraan te beginnen: het begint meestal wel okay, maar dan na een paar nummers beginnen ze met cross-overs die u verplichten om andere reeksen te lezen, en dan zijn er daar weer cross-overs, en voor ge ‘t weet liggen er tien verhaallijnen door elkaar te wachten op resolutie.
Afijn. Geen idee waarom ik besloot om Nova toch maar eens op te pakken: het zag er misschien niet echt zo Marvel mainstream uit, of iets in die zin.
Verhaal: origin story #38. Vader is janitor in school, zoon wordt uitgelachen met zijn vader, vader vertelt al heel zijn leven verhalen van toen hij nog één van de Supernovas was, een elite-eenheid van intergalactische soldaten, zoon gelooft hem uiteraard al lang niet meer, er ligt een mysterieuze helm in de garage, vader verdwijnt, en het blijkt allemaal toch echt te zijn! (dum-dum-DUMMMM)
Fijn getekend, daar niet van. En mooi verteld. En men belooft ons dat dit een aanzet is voor iets bijzonder groots:
Nova is just the first step towards a huge event quietly stirring in the Marvel Universe and, over the next few months, it will start leaking into books all across the Marvel line.
Het is allemaal een beetje in één geschoven, de hele reeks van A Song of Ice and Fire, vrees ik: ik had deel één al gelezen, jaren geleden, en toen heb ik de televisieserie gezien, en toen heb ik deel één tot en met vier herlezen, en net toen deel vier uit was, heb ik deel vijf gelezen. Deel vier en vijf waren oorspronkelijk opgevat als één boek, en met ze zo meteen na mekaar te lezen, zitten ze ook zo in mijn hoofd.
Ik heb de indruk dat het allemaal wat sneller had kunnen gaan, met wat minder geëmmer hier en wat meer detail daar, maar ik ga niet klagen. Het ging uiteindelijk vooruit; niet zo goed als in het begin, maar een mens krijgt toch de indruk dat de stage helemaal geset is voor een zekere conclusie.
—
Feastdance, A Feast with Dragons, A Dance for Crows: noem het hoe ge wilt. Wat het is, is hoe deel vier en vijf van A Song of Ice and Fire zouden moeten gelezen worden.
Het verhaal is bekend: GRRM was begonnen aan deel vier, en het bleef maar groeien, en groeien, en groeien, en iedereen werd ongeduldig, en het lukte maar niet om alles af te ronden zoals hij het wou afronden – en dus besloot hij maar om het boek in twee te splitsen.
Niet chronologisch in twee, want het grootste deel van boek vijf loopt parallel met boek vier. Ook niet thematisch, want de thema's lopen over en door de twee boeken heen. Wel op basis van de personages, grotendeels. De afweging was: vertel ik in boek vier ongeveer de helft van het verhaal voor (bijna) alle personages, of (bijna) het hele verhaal voor ongeveer de helft van de personages.
Het is dat tweede geworden: het minste kwaad, dacht Martin. Begrijpelijke, maar vooral spijtige zaak, want de twee boeken zijn vele (véle) keren beter als ze samen gelezen worden.
Wie de boeken nog niet gelezen heeft, rep u naar hier om te leren hoe ze zouden moeten gelezen worden. Wie de boeken wél al gelezen heeft, haast u naar hier om te zien hoe Sean T. Collins (en Stefan, en vele anderen) de twee in elkaar gestoken hebben.
Ik kan niet zeggen hoe content ik ben van mijn ikweetnietmeerhoeveelste herlezing.
Hierzie. Het gevoel dat ik had bij Mystery Society is hier gewoon het geval: dit is geschreven als een script, en dan in een comic gegoten, en nu zou het naar het schijnt weer verfilmd worden.
De Verenigde Staten worden al 200 jaar geregeerd door een kaste van aristocraten. Genetisch van de gewone mensen verschillende aristocraten, vermoed ik: het wordt aangegeven met lichtgevend wit haar in de comic, maar ik vermoed dat ze intelligenter zouden kunnen zijn, of meer risico's duren nemen, of iets in die zin.
Stof voor mooie dingen natuurlijk: aristocratie en verval, verboden liefdes, allerlei. Iemand zou daar dringend eens een kwaliteitstelevisieserie over moeten ma... sorry? hoezo? ah, juist, Kings is ondertussen al een hele tijd afgevoerd. Dank u om er mij aan te herinneren.
Hopen op die Megas-serie dus maar?
Nabije toekomst, Los Angeles. Alles draait rond voedsel, in een soort natte droom van Anthony Bourdain: chefs zijn almachtig, er worden moorden gepleegd voor een reservatie, en twee clans restauranthouders vechten om de overmacht in de stad. Aan de ene kant Rose's Vertical Farm, met lokaal-voedsel-hipster-veganismen en gelijkaardige, aan de andere kant Bob's Internationalists, megacorporatie, maar dan klassiek culinair en op zeer hoog niveau.
In het midden: Jiro, vers toegekomen, sushi-chef.
Die door beide kanten ingepalmd wil worden, maar daar het zijne over denkt, en ze uiteindelijk tegen mekaar opzet.
Veel voedsel (prachtig mooi getekend ook), veel bloed en geweld, een beetje humor.
Gho ja. Leutig, maar niet meer dan dat. Om echte satire te zijn, heeft het wat meer tanden nodig dan een chef die iemand onthoofd omdat hij zijn sushi met de rijst in de soyasaus-met-wasabi sopt. En ik heb graag wat meer verhaal in mijn comics. En wat meer dimensie in mijn personages.
Allez ju, weer maar eens een 3/5 sterren-boek. 't Is niet alleen met mythologie en world building dat Butcher elke boek dingen toevoegt, maar ook in het opbouwen van zijn personages.
We komen in dit boek zowaar meer te weten over Dresden's familie, te beginnen met zijn moeder, die bij zijn geboorte schielijk was komen te gaan.
Verder in dit boek: shenanigans bij de Witte Vampiers (dat is de emotionele soort — ze drinken geen bloed maar gevoelens). Een pornoregisseur met drie ex-vrouwen die bedreigd wordt. Een nest Zwarte Vampiers (van alle soorten in de Dresdenboeken de soort die het meest op die van Bram Stoker lijken) dat uitbreekt in de stad. En een ingehuurde kracht die blijkt eeuwen en eeuwen oud te zijn en bijzonder gevaarlijk.
Ja, 't was niet verkeerd. Het was eens te meer zeer snel uit.
Maar ik heb het heel voorlopig even gehad met Dresden. Tijd voor wat afwisseling.
Ik vond dit in de tijd erg goed, herinnerde ik mij. En hey kijk: ik vind het nog altijd goed. Larry Niven en Jerry Pournelle schrijven denk ik wel één van de allerbeste first contact-boeken: de mensheid in 3017, post-Eerste Keizerrijk, bezig de melkweg opnieuw te veroveren/herontdekken, komt een schip tegen van een ander intelligent ras, het eerste dat ze ooit tegengekomen zijn. En dan gaan ze op bezoek bij die aliens in hun zonnestelsel, en blijken zij helemaal anders te zijn dan ons.
Om te beginnen: zeer gespecialiseerd, met allemaal verschillende kastes, die er helemaal anders uitzien. Er zijn engineers, die praktisch niet communiceren maar alles kunnen repareren en maken, hun assistenten de watchmakers, die een derde zo groot zijn en zo ongeveer volledig op instinct dingen repararen, mediators gespecialiseerd in communicatie, masters die leding geven, etc., etc.
En ze hebben een geheim, dat ze ten allen prijs willen verborgen houden voor de mensen.
Het verhaal wordt afwisselend van de menselijke en de andere kant verteld, en met afstand van jaren werd het me plots ook helemaal duidelijk hoe enorm veel invloed Jerry Pournelle en zijn wereld hebben gehad op het Warhammer-universum, met zijn negentiende-eeuws-achtige mindset gecombineerd met een bijna goddelijke keizer en het enorme belang van het militaire, en alles.
Een essentieel werk, me dunkt. Te ontdekken of te herontdekken. Voorsmaakje alhier te vinden, trouwens.
Allez dan. Het is gedaan. Het einde was, da's toch iets, niet meteen voorspelbaar. Ik had het misschien liever anders gezien, maar bon, ik kan er meer leven.
Er zit gewoon heel erg weinig verhaal in de hele reeks. Personages komen en gaan, groepen mensen gaan van plaats A naar plaats B. Er wordt wat spanning opgebouwd, mensen worden gevangen genomen, mensen worden weer bevrijd, en ze gaan van B naar C. Dingen gebeuren aan twee snelheden in de reeks: ofwel enorm gezapig, met heelder hoofdstukken waar quasi niets gebeurt, ofwel veel te snel. Dat laatste in het algemeen als er gevochten wordt — ik heb de indruk dat Bardugo dat gelijk niet boeiend kan schrijven en zich dus maar snel van af maakt.
Het spijtige is dat véél van de personages interessante conflicten meedragen, en dat er dus veel meer in zou kunnen gezeten hebben. Helaas. Oppervlakkig.
Maar ik zie wel waarom ze er een serie op Netflix van gemaakt hebben. Het zou er spectaculair kunnen uitzien.
Ach ja. Saint-Germain, maar dan wel niet zo'n goeie Saint-Germain. Komt traag op gang, wat zeg ik? komt eigenlijk niet op gang. En net als het dreigt interessant te worden, zitten we op een handvol pagina's van het einde en moet het rap-rap-rap afgewerkt worden. Nee, niet aangeraden.
A quick fun read.
Jezus, gaat Ehrman ervan uit, was een Joodse apokalyptische profeet, die het imminente einde van de wereld predikte, en de komst van de Mensenzoon die over een nieuwe wereld zou heersen. Hij had niet de pretentie zelf die Mensenzoon te zijn. En toen schopte hij keet in Jeruzalemn op een moment dat het voor de Romeinen écht niet uitkwam, en werd hij zonder veel gedoe aan het kruis genageld, stierf hij, en werd zijn lijk hetzij opgegeten door de honden, hetzij in een naamloos graf gedumpt.
Zijn leerlingen zaten met een ei en vluchtten weg, maar niet lang na zijn dood kregen er een aantal visoenen van Jezus, en besloten ze dat Jezus zélf de Mensenzoon moet geweest zijn, dat hij verrezen is, en zoon van God.
Ehramn begint dit boek met een inleiding over wat het betekent om “God' te zijn in de tijd van Jezus, zowel in Israël als in het Romeinse Rijk. En dat is lang niet zo zwartwit als bij ons: mensen kunnen Goden worden, Goden kunnen mensen worden, er zijn verschillende graden van goddelijkheid, en zelfs bij de Joden was er een heel gamma aan God-achtige figuren, van God zelf tot bijvoorbeeld de verpersoonlijkte Wijsheid van God, de koning die ook soms als God aangesproken werd, en uiteraard engelen en reuzen en de andere Goden van toen het nog henoteïsme was en geen mnotheïsme.
Vervolgens gaat het over hoe Jezus zichzelf wellicht asl de Messias zag, maar niet de Zoon van God, en hoe Jezus (duh) wellicht niet écht verrezen is. En hoe de leerlingen en volgers van Jezus op relatief korte tijd van een lage christologie (Jezus was een mens die God geworden is) naar een hoge christologie overgleden (Jezus is God die mens geworden is) evolueerden. Hij noemt het wel “exaltation Christology” (Jezus is na zijn dood verheerlijkt en is het daarom waar aanbeden te worden) waarbij het moment van verheerlijking alsmaar vroger geplaatst wordt, van de doop door Johannes de Doper naar de geboorte naar vóór de geboorte, en tegen dan zitten we in een “incarnational christology” (Jezus is het vleesgeworden Woord van God) en in de vierde eeuw en is het allemaal min of meer zoals het nu is: zwartwit tussen God en niet-God, en Jezus zeer duidelijk God. Eén in wezen met de Vader, and all that bother.
Snel, duidelijk, maar weinig interessante nieuwe dingen gelezen. Ik lees denk ik nog wel wat andere boeken van die mens.
Ik wist niet goed wat te verwachten van dit fascikuul uit de reeks Que sais-je? – ik vermoedde dat het iets even beknopt en van een even hoge informatiedensiteit als het boekje over het Manicheïsme zou worden, maar niets was minder waar.
Bernard Cerquiglini schrijft leutig. Hij leest zichzelf ook graag, denk ik, of tenminste: hij schrijft het graag in een stijl die als ‘iéts uitgebreider dan telegramstijl' kan omschreven worden. Dit is hoe hij het heeft over de overgang van enkel-gesproken-taal naar geschreven-taal:
Quand apparaissent les premiers textes, tout modestes qu'ils soient, des formes sont lisibles, ou reconnaissables sur le parchemin, le soleil de l'écriture, en son aurore, éteint les étoiles de la reconstruction. La mise en écrit du français n'est toutefois pas tenue pour une étape ni une rupture : le français est finalement « attesté », on possède enfin quelques documents sur l'état de langue, ce qui assoit les hypothèses. Tout au plus on le signale en note, et on convoque les philologues. Car pour la linguistique historique, ces documents ne sont pas fiables. Copiés, recopiés, filtrés par les habitudes latines des scribes, ces textes ne renvoient pas directement à la langue de la pratique quotidienne (et le moyen qu'ils le fissent ?), à cette parole vraie que la linguistique historique incessamment recherche. Il convient donc de critiquer ces documents, de leur faire rendre raison de la parole enfouie qu'ils recèlent, de faire surgir ce qui, parfaitement et originellement, fut. C'est le travail de la philologie, archéologie de l'origine, qui vient curieusement reconstruire là où l'on pouvait enfin se passer de reconstruction.
gemaakte
Als Peter Morville, de man van het ijsbeerboek, van Ambient Findability en van Search Patterns, een nieuw boek legt, dan is een mens in de branche zowat verplicht naar Amazon te trekken, het zonder veel nadenken te bestellen, en het te lezen.
Had ik dat maar niet gedaan. Het verbaast me niet dat deze verzameling pagina's self-published is door ‘s mans Semantic Studios, want het trekt op niets.
Wát een irritant boek. Het leest alsof er geen eindredacteur aan te pas is gekomen, alsof het ternauwernood gepland was (pijnlijk, voor een informatie-architect), de lay-out is slordig, de illustraties kneuterig, overbodig en lelijk, en van toon lijkt het nog het meest op een bijzonder vervelend zelfhulp-boek. Zonder het aspect “hulp”, dan wel.
Er gaat bijna geen pagina voorbij of er wordt genamedropped, gehint naar hoeveel enorm belangrijke klanten hij wel heeft, hoe goed hij is in alles wat hij doet (lopen, fietsen, geld verdienen, op natuurexpeditie gaan), en dat alles in een soep zonder houvast, in een enorm vermoeiende stream of consciousness. En niet het goede soort stream of consciousness, het soort dat u meesleept: self-indulgent, rambling, incoherent.
Hij weeft voortdurend heen en weer tussen zijn persoonlijke leven (dat me geen zier interesseert, zijn levenslessen zijn van een enorm verregaande banaliteit), zijn professionele ervaringen (waar hij nooit genoeg in detail gaat, maar nét genoeg zegt om de indruk te geven dat hij een soort superman is die altijd gelijk heeft), een soort vage roodachtige draad over een trip naar een eiland met elanden en wolven, Readers Digest quotes van boeken die hij gelezen heeft, en een bijna lachwekkend soort boeddhisme-voor-beginners.
De indruk die ik ervan krijg, is van een consultant die enorm hard gewoon is dat iedereen naar hem luistert, en die zich een aantal niveaus intelligenter voelt dan mij. En daar graag blijft de nadruk op leggen.
Wanneer hij niet copy-pastet van elders (de helft van het boek lijken wel quotes), spuit hij platitudes die ongetwijfeld interessant klinken na een paar glazen teveel, maar die bij nader nadenken eigenlijk niets willen zeggen. Een voorbeeld, en ik had er honderd kunnen geven:
In 1941, Jorge Luis Borges, a blind Argentine librarian, wrote an amazing story, The Garden of Forking Paths, about a book and a labyrinth containing “an infinite series of times, a growing, dizzying web of divergent, convergent , and parallel times... all possibilities.” This use of analogy to connect the forks of space and time is poetic, irresistible, and recursive. In 1991, Herbert Simon, the polymath pioneer of artificial intelligence and decision theory, wrote “I have encountered many branches in the maze of my life's path, where I have followed now the left fork, now the right . The metaphor of the maze is irresistible to someone who has devoted his scientific career to understanding human choice.” [78] It's a powerful metaphor, but all maps are traps.
While divergent paths may seem obvious in hindsight, they aren't easy to see in advance. All of our decisions are made without a complete understanding of the options and consequences; not that we don't try. Our brains routinely imagine choices and outcomes, and when the possibilities are too fuzzy, we stall. We muddle around in a state of productive procrastination, and while muddling can be hard to defend, it's precisely the right thing to do. We must buy time to find our way, because the relationships between choice, action, and cognition are far messier than we like to admit; and once we step from the handle to the tine, there's no going back. Perhaps the utensil that affords the wisest decisions isn't a fork but a spork.
Perhaps the utensil that affords the wisest decisions isn't a fork but
a spork??
iets
toevoegen
als
misschien
Jaja, schaam op mij, ik had dit nog niet gelezen.
Um. Wat kan ik zeggen dat nog geen duizend keer vóór mij gezegd is, en beter, door mensen die er meer van weten dan ik?
Een meesterwerk. Bijna niet te bevatten dat Engels niet Nabokov's moedertaal is. Een heel boek over een pedofiel en een twaalfjarig meisje, en hun uitdrukkelijk zeer seksuele relatie, zonder ook maar één vuil woord. Bij momenten hardoplachend grappig, bij momenten schrijnend triest, bij momenten verstillend pakkend. Volledig geschreven vanuit het standpunt van Humbert Humbert, een Europese émigré in de VS, sinds zijn jeugd geobsedeerd door “nymphets”, een bepaald soort prepuberale meisjes.
De man had een kleine erfenis opgedaan van een ver familielid, had zich gevestigd in een slaperig dorpje en was er op slag verliefd geworden op Dolores Haze, Lolita. Hij trouwt met haar moeder om er toch maar dicht bij te zijn, beschrijft minutieus wat hij doet om ze toch maar te kunnen aanraken, wat er van seconde tot tot seconde gebeurt als ze op zijn schoot kruipt, hoe onmogelijk zijn liefde wel is – en dan komt de moeder in een ongeluk om het leven.
De eerste avond dat hij alleen is met Lolita, geeft hij ze een slaapmiddel en denkt hij ze te kunnen bepotelen in haar slaap: blijkt dat ze nog wakker is, en verleidt zij hém. Waarna ze twee jaar lang de hele Verenigde Staten rondzwerven, van motel tot motel, van de ene naar de andere attractie.
Hij controleert al wat ze doet – geen contact met vreemden! – en geeft ze enkel zaken in ruil voor seksuele diensten: neen, géén gezonde relatie. Maar omdat alles vanuit één standpunt geschreven is, van een toegegeven zieke mens (niet alleen die pedofilie, ook allerlei depressies en achtervolgingswaanzin), is het absoluut niet duidelijk is wat de realiteit is. En is Lolita voor ons even mysterieus is als voor Humbert: in hoeverre is zij slachtoffer en prooi, in hoeverre controleert zij eigenlijk Humbert en heeft ze haar lot in eigen handen?
Had ik al gezegd dat het ongelooflijk mooi geschreven is? Het is sensueel mooi van taal, met woordspelingen en allusies en alliteraties en over-en-weer tussen Frans en Engels; het speelt met de vorm van het boek, dat als een dagboek begint en dan een soort biografie wordt en dan een huis clos-achtig ding, en dan een road movie en dan een actiefilm, en dat allemaal in een raamvertelling met een voorwoord van een fictief personage en een nawoord van de echte auteur, maar dat daarom niet noodzakelijk minder fictief zou zijn.
Al wie dit nog niet zou gelezen hebben: niet twijfelen.
Oh ja: ik ga graag eens kijken naar de één-ster-reviews op Amazon, voor de boeken die ik lees. Dit stuk uit een review van ene J. Cooper was voor hem een hoofdreden om het boek slecht te vinden. Ik kan begrijpen waarom, zelfs al ben ik het er 100% mee oneens. Voor de volledigheid en bij wijze van waarschuwing dus:
I was also irritated by the use of language. There's a difference between writing with a large vocabulary and beating the reader over the head with it. I felt as though I was watching Nabokov doing verbal gymnastics when I had merely asked him to tell me a story. Though I was able to understand the English, despite the use of more complicated words than are needed, I cannot speak French and it is ridiculous to intersperse an English language book with French phrases. It's a prime example of Nabokov's arrogance. All of this hampers the flow of the book.
Verhalen over de oorsprong van een karakter kunnen soms goed zijn (Magneto en Red Skull, bijvoorbeeld), en Doctor Doom is zeker een intrigerend karakter, maar dit is géén goede reeks, neen.
Natuurlijk dat het nooit een gemakkelijke opdracht zou worden om ergens een min of meer plausibele mengeling te maken van zigeuners, magie, technologie, Amerikanen en Russen en een fictief koninkrijk Latveria, maar serieus: Ed Brubaker had toch tenminste een beetje moeite kunnen doen om het een schijn van plausibiliteit te geven.
Zoals het nu geschreven is, begint het verhaal met een soort bucolische parodie van negentiende-eeuwse zigeuners in een vaag onbestemd Midden-Europa in de jaren, ik weet niet, 1935? 1940? – never mind dat veel zigeuners op dat moment druk bezig waren in concentratiekampen.
En dan zijn we plots in een tijd waar er communisten zijn, maar het is niet duidelijk of dat de jaren 1950 zijn of 1960 of 1970, want er wordt nu eens gesproken over een maanprogramma en dan weer niet, en dan weer zitten we in een naoorlogse atmosfeer. En ondertussen, terwijl Reed Richards raketten maakt en Von Doom in een Tibetaans klooster esoterische Von Däniken-meets-Blavatsky-dingen doet, loopt er in Latveria een operettebaron rond die operettekoning wordt.
Le Sceptre d'Ottokar, beste Brubaker, kan niet zomaar getransplanteerd worden naar 1970.
Euh neen, dus. Ik kon geen suspension of disbelief opbouwen, zelfs geen paar pagina's aan een stuk.
En een reeks van zes nummer was écht veel te lang voor het verhaaltje dat er och here maar verteld wordt. Op een derde of de helft van de pagina's was dit misschien nog te redden geweest. Zeer misschien.
Maar zoals het nu is: neen bedankt. Want misschien nog het ergste van al: Doom komt op elk ogenblik van zijn leven over als een klein kind, zonder welke diepgang dan ook, jaloers, wraakzuchtig, nodeloos wreed, en onbezonnen. Bah.
Tgo ja, hoe gaan die dingen? Ik had een boek gelezen en ik begreep het niet allemaal maar ik vond het wel zeer wijs om lezen, en dus dacht ik: ik zoek er nog eentje over het onderwerp.
Het internet heeft me Indo-European Linguistics: An Introduction van James Clackson aangeraden, en het internet had daar gelijk in. Knippety-plakkety uit het voorwoord:
Do we need another introduction to Indo-European linguistics? Since 1995 four have been published in English (Beekes 1995, Szemerényi 1996, Meier-Brügger 2003, Fortson 2004) and the ground seems to be pretty well covered. This book, however, aims to be an introduction of a different sort. Whereas the works mentioned give up-to-date and (usually) reliable information on the current thinking on what is known in Indo-European studies, here the aim is to present rather areas where there currently is, or ought to be, debate and uncertainty. Whereas previous introductions have aimed for the status of handbooks, reliable guides to the terrain presented in detail, this one aspires more to the status of a toolkit, offering up sample problems and suggesting ways of solving them. The reader who wants to know the details of how labio-velar consonants developed in Indo-European languages or the basis for the reconstruction of the locative plural case ending will not find them here; instead they will be able to review in detail arguments about the categories of the Indo-European verb or the syntax of relative clauses. The result is that this book has shorter chapters on areas such as phonology, where there is now more general agreement in the field, and correspondingly longer sections on areas which are passed by more summarily in other introductions.
helemaal
Het is geen enorm origineel concept, natuurlijk: een man en een vrouw die op elkaar verliefd zijn, elkaar telkens verliezen en weer terugvinden, door de tijd of de dood of dergelijke. The Time-Traveler's Wife, bijvoorbeeld, of Snowed in at Wheeler Street, een duet van Kate Bush met Elton John over twee verliefde tijdreizigers die elkaar altijd nét missen, in de tijd van Nero, de Franse Revolutie, de Tweede Wereldoorlog, Nine-Eleven. Of nog, het meer dan uitstekende Replay, waar een man van 43 sterft en weer wakker wordt, met zijn herinneringen intact, in zijn eigen achttien jaar oude lichaam. En alles kan rechtzetten dat mis liep. En dan wéér sterft en weer wakker wordt, maar net iets later. En opnieuw, en opnieuw, en opnieuw: telkens iets vroeger sterven, telkens iets later terugkomen. En ergens onderweg komt hij ook een vrouw tegen.
Not quite as high-concept, deze Grim Leaper. Lou Collins overlijdt, en wordt weer herboren in het lichaam van iemand anders, en overlijdt opnieuw, en opnieuw, en opnieuw. En dan, in zijn ondertussen veertiende lichaam, komt hij plots een Ella tegen. Ella zit in dezelfde schuit. En ‘t is liefde op het eerste gezicht:
En voor de rest is het een liefdesverhaaltje, eigenlijk. Dood gaan, elkaar terugvinden in een nieuwe lichamen, zotte dingen doen in de wetenschap dat ze toch weer herboren worden in nieuwe lichamen, en herbeginnen.
Tot Lou plots herboren wordt in zijn oude lichaam, en het weer de ochtend na zijn allereerste dood is.
Gho ja, een leutig tussendoortje.
Wel aangenaam verrast door de korte verhaaltjes op het einde van elk nummer: een paar bladzijden lang, telkens op het thema “Love to die for” (denk Murder Ballads). Alleen al voor die verhalen zou ik Grim Leaper aanraden.
En wat als de zaken die geloofd werden door alchemisten en pre-wetenschappelijke denkers en dergelijke, waar zouden zijn? Als de wereld echt plat zou zijn en eindig en overdekt met een vast firmament, als de muziek der sferen zou bestaan, als waar er op de kaarten “here be monsters” staat, ook echt monsters zijn, en als de quintessens ook echt zou bestaan?
Walton bouwt een fijne wereld waar dat allemaal ook zo is. Zestiende eeuw, vers protestants Engeland met een achtergrond van koningserfopvolgingsproblemen en katholiek Spanje en inquisitie, ontdekkingsreizen, en allemaal fijne personages.
Er is Parris, een dokter die wetenschap wil doen en er is Sinclair, een geslepen alchemist die de geheimen van de wereld wil doorgronden. De vrouw van Parris die een closet catholic is, de dochter van Parris die er zich niet wil bij neerleggen dat haar rol, als meisje, erg beperkt is. Er zijn zelfs nevenpersonages die potentieel hebben: Maasha, dienaar van Sinclair maar eigenlijk een Afrikaanse prins die zijn vrouw en kinderen vermoord zag, en Blanche, ogenschijnlijk Frans maar eigenlijk een verborgen Joodse.
Het begint allemaal veelbelovend: een schip komt terug van de rand van de wereld, en de bemanning is dood of stervend: de kisten vol goud blijken stenen te zijn, hun bloed wordt zand. Sinclair denkt te weten wat er aan de hand is, en slaagt erin om van de stervende koning van Engeland een opdracht te krijgen om een expeditie op het getouw te zetten. Shenanigans en alles: Sinclair en dochter eindigen ook in de expeditie, en na avonturen komen ze aan de rand van de wereld uit.
Waar allerlei Wondere Gebeurtenissen Gebeuren en zo.
En dan – niemand verwacht ze! – komt de Spaanse Inquisitie eraan. Logisch, dat niemand ze verwacht: hun belangrijkste wapen is het verrasingselement. En terreur. Hun twee belangrijkste wapens zijn verrassing, tereur. En gruwelijke efficiëntie. Oh, en een bijna fanatieke gehoorzaamheid aan de paus. Um. Hun vier. Nee. Onder hun belangrijkste wapens bevinden zich...
Nee serieus: de schlechte schlechterik is bedroevend karikaturaal. En het verhaal valt helaas allemaal een beetje in duigen, naar het midden en het einde van het boek. De hoofdpersonages blijven wel overeind, maar die dochter wordt een uitknipfiguur (het meisje dat bijna een jongen is), en de zijpersonages worden verkwanseld. En er was zoveel méér mee te doen, verdomme toch!
Neen, dit is ook nog geen goed boek. Maar vóór ik iets anders zeg, eerst wat statistiek:
In boek één heeft Harry Dresden drie keer “Hell's bells” gezegd. In boek twee heeft hij 3² keer “Hell's bells” gezegd. In boek drie was het 3³ keer “Hell's Bells”.
Ik weet hoeveel woorden er in de boeken zitten. Een kleine berekening leert ons:
Tegen boek 11 zal het boek gewoon één langgerekte “Hell's bells” zijn. Ik weet al waar ik naar uit kan kijken.
Ook in dit boek blijven vrouwen, voor het grootste deel, een werkpuntje voor Jim Butcher. Dit is een meisje dat Dresden om bescherming vraagt.
“All right,” I said. “If you want my protection, I want a few things from you first.”
She pushed back her asphalt-colored hair with one hand and gave me a look of pure calculation. Then she simply crossed her legs, so that the cut of her dress left one pale leg bare to midthigh. A subtle motion of her back thrust out her young, firm breasts, so that their tips pressed visibly against the fabric. “Of course, Mr. Dresden. I'm sure we can do business.” The look she gave me was direct, sensual, and willing.
Nipple erection on command—now that's method acting. Oh, she was pretty enough, I suppose. Any adolescent male would have been drooling and hurling himself at her, but I'd seen acts a lot better. I rolled my eyes. “That's not what I meant.”
Her sex-kitten look faltered. “It . . . it isn't?” She frowned at me, eyes scanning me again, reassessing me. “Is it . . . are you . . . ?”
“No,” I said. “I'm not gay. But I'm not buying what you're selling. You haven't even told me your name, but you're willing to spread your legs for me? No, thanks. Hell's bells, haven't you ever heard of AIDS? Herpes?”
Susan had to bend down far over the fire to thrust a long candlestick's tip down into the small flames. The orange light curved around the lean muscles of her legs in a fashion I found positively fascinating, even as wearied as I was.
Gah. Dit is precies wat ik wou vermijden door alleen nog dingen te lezen die afgerond zijn: een boek dat wel interessant is, maar dat op een cliffhanger eindigt.
Om te beginnen: ik vermijd normaal gezien spoilers als de pest, en lees alleen maar een miniem stukje van de blurb of van non-spoiler-reviews om te beslissen of ik een boek zal lezen.
De eerste lijn van elke omschrijving van dit boek (“God is dead, his corpse hidden in the catacombs beneath Mordew.”) is een monumentale spoiler, in de zin dat die onthulling pas zeer ver in de tweede helft van het boek komt, en een hele reeks dingen van in het begin van het boek duidelijk maakt.
Tegelijkertijd is het ook geen spoiler, in de zin dat de auteur al met onze voeten speelt van op de allereerste pagina:
If, during the reading of Mordew, you find yourself confused by all the unfamiliar things, there is a glossary at the back.
Be careful. Some entries contain information unknown to the protagonist.
There is a school of thought that says that the reader and the hero of a story should only ever know the same things about the world. Others say that transparency in all things is essential, and no understanding in a book should be hidden or obscure, even if it the protagonist doesn't share it. Perhaps the ideal reader of Mordew is one who understands that they, like Nathan Treeves (its hero), are not possessed of all knowledge of all things at all times. They progress through life in a state of imperfect certainty and know that their curiosity will not always be satisfied immediately (if ever).
In any event, the glossary is available if you find yourself lost.
Dramatis personae
Mr Treeves
He was born from a stone weathered in the rain and ice of a winter perched on the Sea Wall. A fault in this stone was eased open by the freeze, and in the spring Treeves père wriggled out, salty and cold and weak. His strength was further wasted fending off frostbite and fish bite and death by drowning. He is now moribund and ineffectual, prey to lungworm infestation. He is Nathan Treeves's father.
Mrs Treeves
Down in the slums she is wife to Mr Treeves, mother to Nathan Treeves, servicer of all comers. A more ignoble thing it would be hard to imagine. Yet who are you to judge? Time will tell.
op zich