Ghaaa nééééénnn!! Het is het begin van een trilogie en ik had dat niet door tot de allerlaatste bladzijde!
Ik was zo begonnen aan Bitter Seeds ook, ook van Tregillis, en toen waren delen twee en drie ook nog niet uit, en het is er niet meer van gekomen.
Maar hier ben ik écht benieuwd naar het vervolg, verdorie.
Het speelt zich af in de late jaren 1920, maar in het midden van de 17de eeuw is er iets radikaal veranderd, waardoor de hele wereld anders is dan de onze: Christiaan Huyghens heeft ontdekt hoe hij mechanische mensen moet maken.
Clackers, aangedreven door iets alchemisch of magisch, zijn wezens die mechanisch zijn, enorm sterk en functioneel onsterfelijk, maar ze hebben geen vrije wil. Ze hebben gevoelens, rede, zelfbewustzijn, maar ze worden geregeerd door de ene geas na de andere. Een soort donkere versie van Asimov's wetten van de robotica: het begint met gehoorzaamheid aan de (Nederlandse) monarch en de klokmakersgilde, gaat verder met een hele reeks overlappende geasa over vanalles, gaande van zelfbehoud over beleefdhedsrehgels tot de verplichting om zichzelf proper te houden, en eindigt in gehoorzaamheid (in alles) aan de persoon die de clacker huurt van de staat.
Gehoorzaamheid tenzij die andere geasa zou schenden, en daarin schuilt de existentiële miserie van de clackers: ze zijn intelligent maar tegelijkertijd slaven, en zelfs denken aan vrijheid is onmogelijk.
Gruwelijk, eigenlijk.
Niet moeilijk dat één van de meest gevaarlijke dingen, volgens de Nederlanders, een vrije clacker is, die niet gebogen zou gaan onder zijn magische kettingen.
Jax, een clacker van meer dan honderd jaar oud, is getuige van de executie in Amsterdam van net zo'n wezen. En hij raakt verstrikt in een mysterie dat teruggaat op Baruch Spinoza, en dat de hele wereldorde zou kunnen veranderen.
Aan de andere kant van de wereld in Marseille-in-het-Westen, waar het Franse koningshuis in ballingschap verblijft, doet Talleyrand, de hoofdspion van de koning, onderzoek naar de ziel van clackers. Totaal onbewust dat er een verrader in de buurt is.
Ja, spionage en steampunk en allerlei. Maar ook; filosofie en overpeinzingen over vrije wil en de ziel en katholicisme versus calvinisme en een reeks waar de Hollanders de slechte zijn, is een reeks die al op vooranf een streepje voor heeft.
Ik vond het serieus vervelend dat het boek niet gedaan was. Dat die vervolgen er maar rap komen, verdomme.
Geen overduidelijke pastiche meer, zoals The Atrocity Archives en The Jennifer Morgue, maar gewoon een echt boek met echte personages die al eens geïntroduceerd werden. Op de wijze van een spionagethriller van Anthony Price.
Eens kijken hoe dat zit met de chronologie... yep, ‘t is wat ik dacht: er zitten een paar jaar voelbaar kwaliteitsverschil tussen dit en de voorganger.
Nog altijd geen grote literatuur, maar wel allemaal wat volwassener, had ik de indruk.
Bob Howard wordt op een ogenschijnlijk eenvoudige opdracht gestuurd, er valt een onverwachte dode waardoor er een intern onderzoek tegen hem start, zijn vrouw komt wat getraumatiseerd terug uit Amsterdam, en zijn baas verdwijnt op mysterieuze wijze. En ‘t is allemaal in het kader van CASE NIGHTMARE GREEN, het einde van de wereld dat er zeker aan zit te komen maar ‘t is nog niet zeker wanneer maar ‘t is wél zeker dat het er echt aan komt.
Er is niet zo enorm veel te vertellen over het verhaal zonder het allemaal te spoilen, dus eum: wie het vorige goed vond, zal dit ook goed vinden.
En voor de zekerheid: niét te lezen zonder de eerste twee gelezen te hebben, ook, wegens dat het allemaal op elkaar volgt en in elkaar haakt.
Deel twee van de Imperial Radch-trilogie, en even in één adem uitgelezen als het eerste deel.
De wereld wordt hier en daar een beetje uitgediept, en de personages worden zéker meerdimensioneler, maar het blijft nog allemaal zeer op de vlakte qua, euh, Weltanschauung: de armen worden uitgebuit, slechte klassenmaatschappij is slecht, yada yada.
Goede punten voor het detectiveverhaal, slechte punten dat het allemaal zo eenvoudig en snel opgelost raakt. Goede punten voor het hoofdpersonage, dat worstelt met haar eigen niet-mens-zijn, slechte punten voor het hoofdpersonage, dat té schrikwekkend goed is in alles wat ze doet.
Goede punten voor de slechterik, die letterlijk zowel de goede als de slechte en omgekeerd is, en dat zowel voor als tegen haar zijn, verliezen is. Goede punten voor de nevenpersonages, ook de vers geïntroduceerde naar het einde van het boek.
En goede punten voor de aanzet tot het vervolg, en hopen dat het een degelijk einde heeft. Uitkijken naar Ancillary Mercy, voorzien voor 16 oktober 2015.
Wat is dat met meer dan degelijke debuten, tegenwoordig?
En ook: verdorie, ik had moeten wachten tot na de zomer om dit te lezen. Ik had het al lang volgehouden: Ancillary Justice (2013) en Ancillary Sword (2014) stonden al een tijd op de ‘te lezen'-lijst, maar ik had mezelf voorgenomen er niet aan te beginnen tot Ancillary Mercy (2015) uit zou zijn.
En dan had ik pech: mijn vorige boek was bijna uit, en ik had iemand aan de lijn die net Ancillary Justice gelezen had en het mij aanraadde, en lang verhaal kort, twee en een halve dag later waren de twee eerste boeken van de Imperial Radch-trilogie uitgelezen.
Imperia over millenia en lichtjaren heen, mysterieuze aliens die niet echt in beeld komen maar wel vitaal zijn voor het verhaal, onderdrukte lokale bevolkingen: space opera, hoezee!
Achteraf bekeken leest het als een catalogus van genre-clichés, met een auteur die er op de één of andere manier in slaagt om Iain M. Banks met Anne McCaffrey te integreren. Zeer letterlijk, eigenlijk zelfs: het hoofdpersonage is écht een schip dat zingt. Een Artifiële Intelligentie en geen cyborg zoals bij McCaffrey, maar voor de rest: het schip verzamelt muziek en zingt heel de tijd, er is een complexe relatie tussen schip en kapitein, het kan allemaal nogal sentimenteel worden.
Niet overdreven of zo, en er is genoeg spanning en avontuur en karakterontwikkeling en wereld te ontdekken om het allemaal meer dan interessant te houden.
In de wereld van Ancillary Justice zijn de Radch het dominante rijk in het bekende universum. Hun basis is een Dysonsfeer ergens buiten beeld, en hun modus operandi is al een eeuwigheid: werelden veroveren, onderwerpen en ‘beschaven', en dan de volgende wereld. Ze hebben een technologie ontwikkeld waarmee ze menselijke lichamen kunnen controleren als ‘ancillaries': een centraal brein verdeeld over verschillende lichamen, waarbij de oorspronkelijke persoon die in het lichaam zat helemaal verloren gaat.
Die ancillaries kunnen gecontroleerd worden door AI's, en dan gaat het om tientallen en tientallen soldaten, maar het kan ook een soort decentralisatie van gezag zijn: de Heerser van de Radch, Anaander Mianaai, gebruikt al duizenden jaren clonen van zichzelf als ancillaries.
Het verhaal begint op een verlaten ijsplaneet (echo's van Hoth, iemand?), waar de enige overgebleven ancillary van het schip Justice of Toren toevallig in de goot een officier tegenkomt die duizend jaar geleden verdween. En dan gaat het over en weer tussen de tijd nu, met de relatie tussen die officier en het schip (dat zelfs duizend jaar geleden die officier niet echt sympathiek vond) en de tijd twintig jaar geleden, waar we ontdekken hoe het komt dat er maar één ancillary van een schip overblijft.
Ik weet niet of het zó goed is dat het al die prijzen waard is (Hugo, Nebula, Locus, Arthur C. Clarke, BSFA) want in het grotere space opera-beeld blijft het allemaal toch wat op de oppervlakte, maar hey, het zijn fijne personages, het is een fijn verhaal, het is degelijk geschreven, en het gaat allemaal vooruit.
Aangeraden, dus.
Nog een bundel kortverhalen. Maar waar de vorige soms meer een verzameling al bestaande dingen leek, die een beetje lukraak bij elkaar gegooid waren, leest dit als een doordacht samengestelde reeks speciaal geschreven verhalen.
Het principe is telkens wat de titel zegt: een oud verhaal, opnieuw bekeken.
That the Machine May Progress Eternally (Carrie Ryan): een andere kijk op E. M. Forster's The Machine Stops, één van die oude science fictionverhalen waar een machine in alle behoeften van iedereen voorziet – tot ze dreigt stil te vallen. Dit is eigenlijk het omgekeerde van het origineel: niet over iemand die naar de buitenwereld raakt, maar over iemand van de buitenwereld die in de machine geraakt. Erg goed, vond ik.
Losing Her Divinity (Garth Nix): Hm. Ik vond het leutig geschreven, maar Kipling's The Man Who Would be King toch een eind beter. Gimmicky, dit, ook, met het hele verhaal verteld als één kant van een gesprek.
The Sleeper and the Spindle (Neil Gaiman): de schone slaapster verneilgaimand. Wijs, zoals meestal bij Gaiman, dus.
The Cold Corner (Tim Pratt): oops. Geen idee meer waar dit over gaat. Henry James' The Jolly Corner herdaan, maar ik herinner er mij geen knijt van.
Millcara (Holly Black): Millcara / Carmilla, get it? Le Fanu's Carmilla, leutig. Lesbische vampieren!
When First We Were Gods (Rick Yancey): een verre toekomst, waar superrijken lichaam na lichaam kunnen hebben, en dus onsterfelijk zijn. En een liefdesveraal ertussen, en ik heb Nathaniel Hawthorne's The Birth-Mark nooit gelezen, maar van wat ik zie, is dit écht wel een andere inkijk. Het voelt precies wel een paar decennia oud, van vertelwijze.
Sirocco (Margaret Stohl): Meh. The Castle of Otranto, maar niet mijn ding. Een beetje Kim Newman, maar veel minder interessant.
Awakened (Melissa Marr): tussen zelfmoordverhaal (Kate Chopin's The Awakening) en Little Mermaid-maar-dan-met-selkies. Ik vond het zeer goed.
New Chicago (Kelley Armstrong): joechie, ‘t is een aflevering van The Twilight Zone – The Monkey's Paw. Drie wensen, en natuurlijk gaat het verkeerd.
The Soul Collector (Kami Garcia): Repelsteeltje, maar ik had het helemaal niet door.
Without Faith, Without Law, Without Joy (Saladin Ahmed): oh, uitstekend, uitstekend, uitstekend. Een stukje (een miniem stukje) van Spenser's Faerie Queene, vanuit het standpunt van één van de zovele monsters en slkechteriken die verslaan worden. Echt zeer zeer goed.
Uncaged (Gene Wolf): meh, anticlimax na het vorige. William Seabrook's The Caged White Werewolf of Saraban, een echt verouderd verhaal, en een veel te duidelijk aangekonigde ontknoping.
In toaal en alles samen: degelijk tot zeer goed.
Ahum, ja. Het komt allemaal tot een conclusie, maar mijn hoofd eraf als wat ik dacht een trilogie te zijn, niet ineens zeker vijf boeken zal worden.
(Even later: de internets bevestigen mijzo op het erste gezicht niet dat het waar is, maar zoals ik dus zei: mijn kop eraf als het niet zo is.)
Het is natuurlijk allemaal een béétje voorspelbaar: als er een wormhole-achtig iets in het zonnestelsel verschijnt, is het maar logisch dat de hoofdpersonages van de vorige boeken er zullen door vliegen. En als er alien-achtige dingen zijn, die onder meer een aantal voormalige hoofdpersonages hebben opgevreten, maar dat die misschien niet echt dood zijn, dat ze op de één of andere manier zullen terugkomen.
Maar goed, binnen de parameters een degelijk boek. Punten af omdat het soms te duidelijk uitgerokken was, punten bij omdat het niet te opvallen was, en omdat het proper deuren naar vervolgen openzet.
Een aantal degelijke nieuwe personages bij, bestaande personages verder uitgediept, en ik ben bijzonder benieuwd naar een vervolg.
(En ‘t zou mij ook niet verbazen dat er een film of zo van komt.)
Qua standaardverhaal kan het tellen: het generatieschip op weg naar een andere planeet.
Als ik daar geen paar dozijn boeken en verhalen over gelezen heb, heb ik er geen één gelezen.
Maar dit is wel één van de betere in het genre. Er zijn echte personages, het schip wordt mettertijd ook een personage, en het heeft een begin, een midden en een einde.
In het begin van het boek komen we bijna aan op Tau Ceti, en is het hoog tijd dat ze aankomen. De microben en bacteriën en virussen aan boord evolueren sneller dan de grotere beesten en de mensen, er zijn wel degelijk gesofisticeerde 3D-printers die vanalles kunnen maken, maar sommige grondstoffen raken op, enfin, het schip loopt eigenlijk op zijn laatste poten.
En dan, zonder veel van het plot te verklappen, gebeurt wat eigenlijk te voorzien was: er gebeuren onvoorziene dingen.
De rest van het boek is probleemoplossen. Een beetje The Martian dus, maar met meer personages, meer op het spel, en vele keren meer literatuur dan The Martian – dat voor al zijn wijs zijn toch wat MacGyver In Space was.
Een mooi boek, met een logisch maar daarom niet minder mooi einde.
Okay, first things first. Akkoord dat het een leutigheidje is om de MacGuffin van dienst, een soort organisme / virus / gedoe dat in competitie komt met alle andere leven op aarde, een fancy naam te geven als βehemoth, niet met een b maar met een griekse beta, zoals in beta-versie en zo.
Akkoord. Maar twee dingen:
1. Een hoofdletter β is gewoon B, dus minstens in het begin van een zin zou er moeten Behemoth staan en niet βehemoth.
2. Een β is geen ß, nondedju. In dit boek was elke vermelding van het ding niet ‘βehemoth' maar wel ‘ßehemoth'. Dat ik dan steevast Eszett-emoth las. Slordig.
Grmpf. Enfin, bon, behalve dat... Vijf jaar na Starfish wordt Amerika geregeerd (o fnet niét geregeerd) door een psychopaat, nadat Lenie Clarke erin geslaagd is om zowat de hele wereld om zeep te helpen. Zij bevindt zich al vijf jaar lang onder water, ergens in het midden van de Atlantische Oceaan, met een resem collega-rifters die een kolonie elite omringen die naar de zeebodem gevlucht was.
Tot, overmijdelijk wellicht, de status quo ook daar doorbroken wordt, en Lenie Clarke eens te meer naar de oppervlakte trekt.
Ho-hum, eigenlijk. Ik vond er niet meteen zo enorm veel aan. Het was beter bij één boek gebleven; de enige reden dat ik het derde boek nog ga lezen is omdat ik het vierde boek, Blindsight, enorm zeer erg aangeraden ben. En boek 1-2-4 lezen is zo knullig, dan beter gewoon 1-2-3-4.
Hola, dacht ik bij de eerste bladzijde: ik beklaag de vertalers die hier iets van moeten maken.
Gatver, dacht ik een paar bladzijden later: dat soort gimmicky schrijverij, met van die muren tekst zonder paragrafen en zinnen van ettelijke bladzijden lang - was ik dat niet al zeer zwaar beu gelezen in de middelbare school, ergens na De man die zijn haar kort liet knippen?
(En neen, het is inderdaad geen goed teken als ik begin te schrijven over een boek terwijl ik het nog aan het lezen ben. Da's meestal dat ik bang ben dat het me niet zal aanstaan. Zucht.)
Het was al lang geleden, maar ik voel me na nog een paar tiental bladzijden als een kanaalzwemmer die net vertrokken is aan Cap Gris Nez, en plots blijkt in erwtensoep te zwemmen. ‘t Is ongetwijfeld voedzaam en goed voor u, maar erin zwemmen? Aangenaam is anders.
Ergens eind 1656 schreef Blaise Pascal: “Mes Révérends Pères, mes lettres n'avaient pas accoutumé de se suivre de si près, ni d'être si étendues. Le peu de temps que j'ai eu a été cause de l'un et de l'autre. Je n'ai fait celle-ci plus longue que parce que je n'ai pas eu le loisir de la faire plus courte.” Ik vrees dat Wallace ook ergens tegen een tijdslimiet gelopen is, hier kon nog verschrikkelijk hard in gesneden worden.
En dan vraag ik me plots af of ik aan het lezen ben over personages, dan wel over karikaturen van personages? Ik weet het niet. Eéndimensionaal zullen ze wel niet zijn, vermoed ik, daarvoor worden er echt veel te veel woorden geschreven.
Maar er is zoiets als overdrijven. Een persoon neerzetten in ettelijke bakken zinnenbrij van pointillistische stream of consciousness, en dan aan de lezer overlaten om er iets uit te distilleren, da's ook een optie. Ik ben persoonlijk meer een voorstander van boeken waar de schrijven er zélf net wat meer werk in steekt.
Nog maar 6% van het boek, en less zou verdomd serieus veel more zijn, dacht ik bij het begin van §7. ‘t Is voorlopig vooral fucking vermoeiend, David Foster Wallace.
Ik lag in bed toen ik aan 11% van het boek raakte, en ik kreunde luidop “urgh, néé”. “Author's Foreword”, is de titel van het hoofdstuk, en het is exact dat: DFW die ons aanspreekt. Om ons, ook weer veel te lang en veel te gedetailleerd, uit te leggen dat het écht allemaal gebeurd is. Manifest niet, natuurlijk, hij zegt het zélf, alleen “The characters and events in this book are fictitious” is echt écht waar. Cringe. Cringe, cringe, cringe. Scholier-van-twaalf-cringe.
...en dan gaat het gewoon weer verder, het boek. 16%, en alweer ettelijke pagina's over een jongen die veel zweet. Ik weet op het eerste gezicht niet of het een nieuw personage is of niet. En ik heb bij deze besloten niet meer álle voetnoten te lezen.
(nog een paar dagen verder) Ik weiger dit boek neer te leggen.
Ik lees hier en daar flitsen van dingen die graag zou lezen, ik vermoed dat er ergens iets aan de hand is en dat ik op termijn zal zien dat wat een eindeloze reeks onverbonden nonsens lijkt, eigenlijk een ingenieuze kaleidoskoop zal zijn, maar miljaar.
Ik zit over de helft van het boek, zegt de teller van mijn Kindle me, en het steekt me als sinds veel te veel tijd enorm veel te veel tegen. Hier en daar een flits en dan weer een dood eind, dat is het patroon zowat tot nog toe. Kijk, omdat gedeelde smart halve smart is, bij deze §25:
‘Irrelevant' Chris Fogle turns a page. Howard Cardwell turns a page. Ken Wax turns a page. Matt Redgate turns a page. ‘Groovy' Bruce Channing attaches a form to a file. Ann Williams turns a page. Anand Singh turns two pages at once by mistake and turns one back which makes a slightly different sound. David Cusk turns a page. Sandra Pounder turns a page. Robert Atkins turns two separate pages of two separate files at the same time. Ken Wax turns a page. Lane Dean Jr. turns a page. Olive Borden turns a page. Chris Acquistipace turns a page. David Cusk turns a page. Rosellen Brown turns a page. Matt Redgate turns a page. R. Jarvis Brown turns a page. Ann Williams sniffs slightly and turns a page. Meredith Rand does something to a cuticle. ‘Irrelevant' Chris Fogle turns a page. Ken Wax turns a page. Howard Cardwell turns a page. Kenneth ‘Type of Thing' Hindle detaches a Memo 402-C(1) from a file. ‘Second-Knuckle' Bob McKenzie looks up briefly while turning a page. David Cusk turns a page. A yawn proceeds across one Chalk's row by unconscious influence. Ryne Hobratschk turns a page. Latrice Theakston turns a page. Rotes Group Room 2 hushed and brightly lit, half a football field in length. Howard Cardwell shifts slightly in his chair and turns a page. Lane Dean Jr. traces his jaw's outline with his ring finger. Ed Shackleford turns a page. Elpidia Carter turns a page. Ken Wax attaches a Memo 20 to a file. Anand Singh turns a page. Jay Landauer and Ann Williams turn a page almost precisely in sync although they are in different rows and cannot see each other. Boris Kratz bobs with a slight Hassidic motion as he crosschecks a page with a column of figures. Ken Wax turns a page. Harriet Candelaria turns a page. Matt Redgate turns a page. Ambient room temperature 80° F. Sandra Pounder makes a minute adjustment to a file so that the page she is looking at is at a slightly different angle to her. ‘Irrelevant' Chris Fogle turns a page. David Cusk turns a page. Each Tingle's two-tiered hemisphere of boxes. ‘Groovy' Bruce Channing turns a page. Ken Wax turns a page. Six wigglers per Chalk, four Chalks per Team, six Teams per group. Latrice Theakston turns a page. Olive Borden turns a page. Plus administration and support. Bob Mc-Kenzie turns a page. Anand Singh turns a page and then almost instantly turns another page. Ken Wax turns a page. Chris ‘The Maestro' Acquistipace turns a page. David Cusk turns a page. Harriet Candelaria turns a page. Boris Kratz turns a page. Robert Atkins turns two separate pages. Anand Singh turns a page. R. Jarvis Brown uncrosses his legs and turns a page. Latrice Theakston turns a page. The slow squeak of the cart boy's cart at the back of the room. Ken Wax places a file on top of the stack in the Cart-Out box to his upper right. Jay Landauer turns a page. Ryne Hobratschk turns a page and then folds over the page of a computer printout that's lined up next to the original file he just turned a page of. Ken Wax turns a page. Bob Mc-Kenzie turns a page. Ellis Ross turns a page. Joe ‘The Bastard' Biron-Maint turns a page. Ed Shackleford opens a drawer and takes a moment to select just the right paperclip. Olive Borden turns a page. Sandra Pounder turns a page. Matt Redgate turns a page and then almost instantly turns another page. Latrice Theakston turns a page. Paul Howe turns a page and then sniffs circumspectly at the green rubber sock on his pinkie's tip. Olive Borden turns a page. Rosellen Brown turns a page. Ken Wax turns a page. Devils are actually angels. Elpidia Carter and Harriet Candelaria reach up to their Cart-In boxes at exactly the same time. R. Jarvis Brown turns a page. Ryne Hobratschk turns a page. ‘Type of Thing' Ken Hindle looks up a routing code. Some with their chin in their hand. Robert Atkins turns a page even as he's crosschecking something on that page. Ann Williams turns a page. Ed Shackleford searches a file for a supporting document. Joe Biron-Maint turns a page. Ken Wax turns a page. David Cusk turns a page. Lane Dean Jr. rounds his lips and breathes deeply in and out like that and bends to a new file. Ken Wax turns a page. Anand Singh closes and opens his dominant hand several times while studying a muscle in his wrist. Sandra Pounder straightens slightly and swings her head in a neck-stretching arc and leans forward again to examine a page. Howard Cardwell turns a page. Most sit up straight but lean forward at the waist, which reduces neck fatigue. Boris Kratz turns a page. Olive Borden raises the little hinged flag on her empty 402-C box. Ellis Ross starts to turn a page and then stops to recheck something higher up on the page. Bob McKenzie hawks mucus without looking up. ‘Groovy' Bruce Channing worries his lower lip with a pen's pocket clip. Ann Williams sniffs and turns a page. Matt Redgate turns a page. Paul Howe opens a drawer and looks inside and closes the drawer without taking anything out. Howard Cardwell turns a page. Two walls' paneling painted over in Baker-Miller pink. R. Jarvis Brown turns a page. One Chalk per row, four rows per column, six columns. Elpidia Carter turns a page. Robert Atkins's lips are soundlessly moving. ‘Groovy' Bruce Channing turns a page. Latrice Theakston turns a page with a long purple nail. Ken Wax turns a page. Chris Fogle turns a page. Rosellen Brown turns a page. Chris Acquistipace signs a Memo 20. Harriet Candelaria turns a page. Anand Singh turns a page. Ed Shackleford turns a page. Two clocks, two ghosts, one square acre of hidden mirror. Ken Wax turns a page. Jay Landauer feels absently at his face. Every love story is a ghost story. Ryne Hobratschk turns a page. Matt Redgate turns a page. Olive Borden stands and raises her hand with three fingers out for the cart boy. David Cusk turns a page. Elpidia Carter turns a page. Exterior temperature/humidity 96°/74%. Howard Cardwell turns a page. Bob McKenzie still hasn't spit. Lane Dean Jr. turns a page. Chris Acquistipace turns a page. Ryne Hobratschk turns a page. The cart comes up the group room's right side with its squeaky wheel. Two others in the third Chalk's row also stand. Harriet Candelaria turns a page. R. Jarvis Brown turns a page. Paul Howe turns a page. Ken Wax turns a page. Joe Biron-Maint turns a page. Ann Williams turns a page.
Joycean
geeuw
self-indulgent literary masturbation
boek
weigeren
Er is geen §51?!!
literatuur
gestorven
onafgewerkt
The Pale King
*
pretentieus
Ik had al lang eens zin om in de diepte bij te benen over de Romeinse kalender.
Wat ik bij deze dus gedaan heb: Michels' werk wordt overal aangeprezen als het standaardwerk, en het is bijzonder boeiend en aangenaam om lezen.
Dát boek moet ge eens lezen! Dát is het boek waardoor ik definitief vegetariër ben geworden!
Ik heb niets tegen vegetarisch eten. Verre van – ik weet ook wel dat het niet houdbaar is, de manier waarop er industrieel aan vlees- en visverwerking gedaan wordt. Niet eens alleen ethisch onhoudbaar, maar ook gewoon praktisch onhoudbaar, uit een beperkt aantal grondstoffen-standpunt.
Wat mij betreft stappen we best over naar een dieet van grotendeels proteïnes uit insekten en gelijkaardige (yum, garnalen) – en voor de zondagen en feestdagen ethisch gekweekte, goed verzorgde, gelukkige beesten. Respectvol geslacht en verwerkt, met kennis van zaken klaargemaakt, en dus immens lekker.
Maar bon, ik kon even niet slapen, en ik dacht: waarom lees ik niet eens dat boek, waarvan ik ontelbare mensen heb horen zeggen dat ze na het lezen ervan nog nauwelijks aan biefstuk meer konden denken zonder te kokhalzen?
Komt erbij dat ik heel graag Everything is Illuminated gelezen heb, en idem voor Extremely Loud and Incredibly Close, dus what the hey.
Helaas.
Ergens in het begin van het boek schrijft Foer iets als “at the risk of losing my credibility on page 13”. Ik ga niet zeggen dat hij zijn geloofwaardigheid daar al helemaal kwijtgespeeld was, maar het was wél met de ene na de andere oogrol dat ik begon te lezen.
Dat hij komt uit een familie zonder eetcultuur. Dat het allemaal zo Amerikaans is. Dat hij tot zijn negen jaar niet besefte dat kip van kippen gemaakt is. Dat hij de eerste 26 jaar van zijn leven niets van dieren moest weten tot hij zijn eerste hond kocht. “Zucht”, denk ik dan.
En dan, nauwelijks begonnen, begint hij mij écht te irriteren. Om op een shockerende manier aan te tonen hoe akelig het wel is om dieren te eten, doet hij een soort advocaat van de duivel slash ab absurdum met honden.
A simple trick from the backyard astronomer: if you are having trouble seeing something, look slightly away from it. The most light-sensitive parts of our eyes (those we need to see dim objects) are on the edges of the region we normally use for focusing.
Eating animals has an invisible quality. Thinking about dogs, and their relationship to the animals we eat, is one way of looking askance and making something invisible visible.
gaff
Slamming a gaff into the side, fin, or even the eye of a fish creates a bloody but effective handle to help haul it on deck.
Looking past the ritualism, my mind kept returning tot the fish in these videos, to the moment when the gaff is between the fisher's hand and the creature's eye....
No reader of this book would tolerate someone swinging a pickax at a dog's face. Nothing could be more obvious or less in need of explanation.
Animals
Nothing could seem more “natural” than the boundary between humans and animals.
Broiler chickens
You probably though that chickens were chickens. But for over the past century there have actually been two kinds of chickens - broilers and layers.
Pigs
If pig intelligence has been part of America's barnyard folklore, that same lore has imagined fish and chickens as expecially stupid Are they?
Another why: Why would a farmer lock the doors of his turkey farm?
It can't be because he's afraid someone will steal his equipment or animals. [...] A farmer doesn't lock his doors because he's afraid his animals will escape. (Turkey's can't turn doorknobs.)
In the three years I will spend immersed in animal agriculture, nothing will unsettle me more than the locked doors. Nothing will better capture the whole sad business of factory farming. And nothing will more strongly convince me to write this book.
dat
The power brokers of factory farming know that their business model depends on customers not being able to see (or hear about) what they do.
schelen
alles
You are not fed, forced to labor, or protected. You are not marked as a possession with brands or tagging. [...] The image of your motherly protection and care will be used in the second verse of Genesis [...] Jesus will invoke you as an image of protective love [...] But Genesis has not yet been written, nor Jesus born.
Basically, humans struck a deal with the animals we have named chickens, cows, pigs and so forth: we'll protect you, arrange food for you, etc., and in turn, your labor will be harnessed, your milk and eggs taken, and, at times you will be killed and eaten.
ping!
Tienduizenden en tienduizenden foto's heeft ze genomen, Vivian Maier, en ze heeft ze aan niemand laten zien.
Toen ze overleed en haar eigendommen verkocht werden, kocht een lokale historicus een kist met een leven vol negatieven. Coming soon to a documentary festival near you!
Over het boek zelf moet er niet Veel gezegd worden: prachtige, intrigerende, boeiende foto's. Degelijk gedrukt, ook. Een kniesoor zou kunnen klagen dat er weinig of geen informatie over Maier in staat, en helemaal geen bij de foto's, zelfs geen plaats of datum.
Niet naar kniesoren luisteren. Kopen, dit boek. En verzin bij elke foto — alleen of met de kinderen — een eigen verhaal.
Zeer aangeraden.
Magnifiek goed! Een resem kleine verhaaltjes, niet één minder dan uitstekend. De blurb van het eerste verhaaltje geeft al meteen een indicatie:
When Emperor Zombie threatens the safety of all life on earth, President Lincoln enlists the aid of a mechanical head. With the help of associates Mr. Groin (a faithful manservant) and Mr. Dog (a dog), Screw–On Head must brave ancient tombs, a Victorian flying apparatus, and demons from a dimension inside a turnip.
Elk moment nu moet het komen, dacht ik bijna duizend bladzijden lang. Elk moment nu moet dit een goed boek worden, met echte personages en een echt plot en een echte wereld en zo. Overal werd er over dat boek gesproken, elke krant had een uitstekende review, iedereen zei mij: dát moet ge lezen.
Helaas, neen.
Duizend pagina's met herhaling, en herhaling. En herhaling. En ook, euh, had ik al gezegd “herhaling”? Ik denk niet dat ik overdrijf als er zeker dertig bladzijden beschrijvingen van borsten zijn – waarvan twee derden Aomame's zelfbeklag dat haar borsten te klein zijn en niet allebei even groot. Tel daar nog alle hersenpijndoend slechte omschrijvingen van sex bij, en meer specifiek van de genitaliën van Tengo en wie ze precies in de handen houdt, en ik denk dat we op 10% van het hele boek komen.
Aomame's ouders waren in een soort Getuigen van Jehova, Tengo's moeder is weg en het werk van zijn vader was aan deuren gaan kloppen en mensen kijk-en luistergeld doen betalen. Aomame en Tengo zaten twee jaar in de zelfde lagere school. Zij werd gepest of toch zeker genegeerd, hij was een kindgenie, sterk in wiskunde en in sport. Ze hielden één keer elkaars handen vast, als ze tien waren, en daarna nooit meer en (euh ja, sorry, het is zo) nu twintig jaar blijkt dat ze allebei al heel hun leven op elkaar verliefd zijn.
Tengo geeft les wiskunde op een soort studiebureau-school en schrijft na zijn uren; hij herschrijft op aansturen van zijn uitgever een manuscript van een zeventienjarig meisje, Fuka-Eri. Aomame werkt als personal trainer en oh ja, ook als huurmoordenaar om vrouwenmishandelaars te dispatchen.
Het manuscript wordt uitgegeven en wordt een bestseller. Het beschrijft een wereld met kleine mensen die uit de mond van dode geiten komen en die Ho ho zeggen en luchtpoppen (niet poppen-barbie, wel poppen-insekten) maken, en het gaat over een soort ontdubbeling van mensen op een Body Snatchers-achtige manier en over perceivers en receivers, enfin, ‘t maakt allemaal niet zo heel erg veel uit, want ondanks de talloze herhalingen dat alles toch wel heel erg vreemd is, en ettelijke pagina' expositie, liet het mij allemaal redelijk Siberisch koud. En wordt geen enkele vraag beantwoord.
Het duurt een eeuw voor Tengo en Aomame beseffen dat ze in een soort alternatieve wereld terecht gekomen zijn, en wel de wereld die Tengo in het herschreven manuscript zelf mee uitgewerkt lijkt te hebben.
Er is sprake van een soort sekte met een leider, die de vader blijkt te zijn van Fuka-Eri, en oh ja die mens verkracht op de één of andere manier kleine meisjes maar niet echt, en dan besluit de opdrachtgeefster van Aomame dat hij dood moet, en dan gebeurt dat, en dan moet Aomame onderduiken en Tengo ook want Fuka-Eri is bij hem ondergedoken.
En, urgh, het duurt maar en het duurt maar. Ik denk dat Murakami niet goed meer wist hoe een trilogie te trekken uit een verhaal dat al na anderhalf boek echt álle stoom kwijt was, want in het derde deel komt er nog een derde hoofdpersonage bij, Ushikawa (wel zeker dertig pagina's met keer op keer de omschrijving van zijn vreemde hoofd), die op aansturen van die sekte zoekt naar Aomame en haar via Tengo op het spoor komt.
Niet dat het ooit echt spannend wordt of zo: de twee momenten dat er een zweem van spanning in de lucht dreigt te hangen, worden elk vakkundig door hun eigen deus ex machina de kop ingedrukt. En ook niet dat er ooit diepgang of zo komt: het is bijna bewonderenswaardig hoeveel woorden Murakami over personages kan schrijven zonder ze ook maar op enige manier anders dan eendimensionaal te maken.
Fuka-Eri en Aomame bestaan in functie van hun lichaam (mager met dikke tetten en gespierd met ongelijke kleine tetten, respectievelijk), en Tengo is een soort superman: uitstekend schrijver, uitstekend sportman, leert een instrument op een week tijd, wiskundegenie, aantrekkelijk voor alle vrouwen.
‘t Zal wel literatuur zijn, en ik zal er wel niets van begrepen hebben, maar ik vond dit verbijsterend slecht. Interessante premisse, goed begin, gevolgd door honderden en honderden (en honderden) bladzijden alsmaar slechter geschreven luie en saaie herhaling, en dan op een bladzijde of vijf een einde dat niet de minste voldoening schenkt.
By the way: ook bijzonder slecht vertaald. Het leest bij tijden als een slechte scanlation van een derderangsmanga. Pijnlijk.
Alexandre Dumas père, de schrijver van onder meer Le Comte de Monte-Cristo, was half zwart. Dat zat wel ergens in mijn onderbewustzijn, maar ik had nooit echt nagedacht over wat dat precies betekende.
Ik was er altijd van uitgegaan dat “Dumas grand-père” wel ergens een zwarte mevrouw zou gevonden hebben, in de kolonies of zo. Blijkt: niets van dat – het was de vader van de schrijver die zwart was! En meer nog: het leven van de man is nog boeiender dan dat van d'Artagnan en de graaf van Monte Christo samen!
Alex Dumas, de vader van Alexandre Dumas-de-schrijver, was de zoon van een weggelopen zoon van arme adel, die in het binnenland van Saint-Domingue (het latere Haïti) op de vlucht was voor de authoriteiten, en er met opeenvolgende (zwarte) vrouwen vier kinderen kreeg. Als zijn ouders en zijn oudere broer gestorven zijn, keert de vader van Alex terug naar Frankrijk. Het geld voor de oversteek haalt hij op door zijn vrouw en kinderen als slaven te verkopen. Alex koopt hij even later terug, maar de drie anderen zullen sterven als slaven.
Nog voor de Franse Revolutie was er al een beweging om slavernij af te schaffen (die op dat ogenblik niet eens met huidskleur vereenzelvigd was), en op het grondgebied van Frankrijk, precies op het moment dat Alex Dumas er terechtkomt, was het helemaal mogelijk voor een “kleurling” om een degelijk leven op te bouwen. Wat hij dan ook doet: hij blijkt een uitstekende paardrijder en zwaardvechter te zijn, en is helemaal aanvaard als aristocraat in Parijs van de jaren 1770.
En dan hertrouwt zijn vader, en gaat de geldkraan dicht. Alex Dumas gaat op zijn 24ste in het leger, als gewone voetsoldaat bij de dragonders. Waar hij aan sneltreinvaart carrière maakt: een paar jaar later is hij de facto leider van een regiment van een duizendtal “gens de couleur”, en dan baas van een heel leger, en dan van een nog groter leger, en dan is hij plots de hoogst geplaatste niet-blanke persoon in een Europees leger ooit, tot op vandaag.
Oh, en dat is nog maar het begin van de avonturen, want dan komt hij in het vizier van Napoleon, die jarenlang veel lager van positie was dan hem, maar nog steiler opmars maakt. En neen, het is blijkbaar echt géén goed idee om zonder al te veel omfloersingen uw gedacht te zeggen tegen Napoleon.
Lees het boek vooral zelf, maar in het kort: het verhaal van de Edmond Dantès, dat is eigenlijk het verhaal van Alex Dumas. Behalve dat het nog minder een happy end heeft.
Onder de dingen die mij ondertussen erg beginnen tegen steken bevinden zich spek en zombies.
Spek, omdat, serieus: bacon? Het is gewoon gezouten vet vlees, dat eventueel krokant kan gebakken worden, en dat als smaakmaker niet verkeerd is in stoemp, of zoals bij ons dit weekend nog rond witloof met gehakt in het midden. Maar in ‘s hemelsnaam, maak er niet het allerbeste voedsel ooit ooit van. En hou alstublieft op met dat eeuwige om nom nom bacon, alsof het ambrozijn was, godenspijs recht van de Olympos nedergedaald.
Idem me zombies, ongeveer. Waar bacon mij gewoon irriteert omdat het irritant is, geef ik ruiterlijk toe dat het gedoe rond zombies tegenwoordig mij irriteert omdat ik het ergens niet eerlijk vind dat iets waar ik al jàààààààren plezier aan beleef. Als jonge tiener uit het niets Night of the Living Dead en Dawn of the Dead ontdekken, dat doet iets met u. En dan zien dat de recente zombie-hype, dertig jaar na datum, met zo ongeveer tegelijkertijd de Walking Dead-serie en Max Brooks' Zombie Survival Guide, zombies uit hun ghetto gehaald hebben: dat doet raar, ergens.
Euh. Nu ik erover nadenk, het is eigenlijk alleen de hype rond bacon die mij tegensteekt, dat met die zombies is gewoon een geval van get off my lawn en ik-kende-dat-al-als-gulder-nog-niet-geboren-waart-hipsterisme. Ahem.
Walking Dead heb ik gelezen en bekeken op tv, maar Max Brooks had ik nog niet gelezen. Een vriend (die trouwens als personage voorkomt in de comic van The Walking Dead, how cool is that?) raadde mij World War Z aan, dus bij deze.
Helaas. Met alle sympathie voor Max Brooks, en omdat het de zoon van Mel Brooks is, is dat enorm veel sympathie, maar ik vind dit geen echt goed boek.
Het idee erachter is eenvoudig: er is ergens in China iets gebeurd, waardoor er een soort virus of zo losgekomen is, waardoor mensen sterven en dan weer “levend” worden, en dan gho ja, alle mogelijke tekenen van klassieke zombies vertonen. Het boek is geschreven jaren na datum, op een moment dat alles weer ongeveer onder controle is, en geeft in een hele reeks interviews met betrokken personen het verhaal van de Zombie-Oorlog.
Problemen die ik ermee heb, op een rijtje:
“Trololol,” zei Victor Hugo.
Een kwart van het boek over de slag bij Waterloo, waar welgeteld één zijpersonage bijzonder terloops op het toneel verschijnt: helemaal op het einde, Thénardier, als lijkenpikker.
Dan een paar hoofdstukjes over hoe Jean Valjean Cosette komt ophalen bij de Thénardiers, en dat hij ze naar Parijs meeneemt.
Cue heelder hoofdstukken om de buurt te omschrijven waar ze zich vestigen, met de herinneringen van Hugo vóór de Haussmannisatie van Parijs.
En dan denkt Valjean dat hij Jabert gezien heeft, en inderdaad, hij heeft Javert gezien, en hij vlucht weg, en hij verschuilt zich in een klooster.
Volgt een derde van het boek dat gaat over het specifieke klooster waarin Valjean zit, over de kloosterorde die er verblijft, over kloosterordes in het algemeen, over geloof in de overgang van Ancien Régime naar revolutie en later:
Le cloître catholique proprement dit est tout rempli du rayonnement noir de la mort.
Le couvent espagnol surtout est funèbre. Là montent dans l'obscurité, sous des voûtes pleines de brume, sous des dômes vagues à force d'ombre, de massifs autels babéliques, hauts comme des cathédrales; là pendent à des chaînes dans les ténèbres d'immenses crucifix blancs; là s'étalent, nus sur l'ébène, de grands Christs d'ivoire; plus que sanglants, saignants; hideux et magnifiques, les coudes montrant les os, les rotules montrant les téguments, les plaies montrant les chairs, couronnés d'épines d'argent, cloués de clous d'or, avec des gouttes de sang en rubis sur le front et des larmes en diamants dans les yeux. Les diamants et les rubis semblent mouillés, et font pleurer en bas dans l'ombre des êtres voilés qui ont les flancs meurtris par le cilice et par le fouet aux pointes de fer, les seins écrasés par des claies d'osier, les genoux écorchés par la prière; des femmes qui se croient des épouses; des spectres qui se croient des séraphins. Ces femmes pensent-elles? non. Veulent-elles? non. Aiment-elles? non. Vivent-elles? non. Leurs nerfs sont devenus des os; leurs os sont devenus des pierres. Leur voile est de la nuit tissue. Leur souffle sous le voile ressemble à on ne sait quelle tragique respiration de la mort. L'abbesse, une larve, les sanctifie et les terrifie. L'immaculé est là, farouche. Tels sont les vieux monastères d'Espagne. Repaires de la dévotion terrible, antres de vierges, lieux féroces.
Serieus?
Soms valt het mee, en soms valt het tegen, aangeraden boeken.
En soms is het niet duidelijk of het aan het meevallen dan wel aan het tegenvallen is.
Dat was bij Kazuo Ishiguro's laatste worp het geval. Ishiguro is de mens van Remains of the Day en ja, zijn naam is Japans maar hij woont al van zijn jeugd in Engeland en zijn schrijven is Brits.
Ik wist niet waar mij aan te verwachten, en als het begint in Engeland in de jaren pakweg vijfhonderd, met een Saxisch dorp waar iedereen aan chronisch geheugenverlies lijkt te lijden, dacht ik in eerste instantie dat het iets Logan's Run of The Village-achtig zou worden. Een plaats waar mensen niet weten dat ze in afzondering van de wereld leven, kunstmatig dom gehouden, yada yada.
Maar dan bleef het allemaal maar aanslepen, en zag het er naar uit dat het zich écht in vroegmiddeleeuws Engeland afspeelde. Een oud koppel, Axl en Beatrice, die zich net zoals iedereen in hun dorp zeer weinig dingen herinneren, weten wel nog dat ze elkaar zeer graag zien.
Volgt een duistere historie over al dan niet een kaars mogen hebben ‘s nachts, en een vage herinnering die ze hebben aan een zoon die ze hadden maar die er nu niet meer is, en na veel over-en-weer-getwijfel trekken ze er op uit, samen in een vreemde wereld.
Ze komen een vreemde krijger tegen, Wistan, en wat later een jonge kerel, Edwin, en de ondertussen blijkbaar zeer oude Gawain.
Iedereen blijft maar vanalles vergeten, en op een bepaald moment dacht ik ha! Ishiguro is hier een Memento aan het uithalen, we gaan in het boek vooruit, maar in het verhaal achteruit!
Een paar bladzijden later was duidelijk dat het niet zo was, maar ondertussen bleef het boek zich maar moeizaam voortslepen, van episode naar episode. Werd duidelijk dat het vergeten een betovering was die over het land uitgesproken was, door wellicht Merlijn om het land in vrede te houden. En jaaa, ik had ondertussen door dat er een keuze gemaakt moest worden tussen vergeten en in vrede leven, of zich herinneren en (mogelijks) in oorlog leven, en tussen vergeten en elkaar graag zien uit gewoonte, of zich herinneren en (misschien) elkaar nog liever zien wegens gegrond in ervaring, maar mogelijks ook elkaar niet meer graag zien wegens wat er allemaal gebeurd is in het verleden.
Dat lag er op den duur nogal dik op, vond ik.
Ik dénk dat veel mensen het een mysterieus en ontroerend boek zullen vinden.
Mijn hoofd is net iets te cynisch, vrees ik. Mijn referentiekader voor Arthuriaanse zaken is zo ongeveer 30% John Boorman's Excalibur:
en 30% Monty Python and the Holy Grail (“who are the Britons?”)
...en dan pas de klassiekers (met natuurlijk T.H. White op kop, gevolgd door waarschijnlijk De Rode Ridder, ha!).
Waardoor ik dus heel het boek met klepperende kokosnoten in mijn hoofd zat, en de mist die doet vergeten in mijn hoofd zachtjes Anál nathrach, orth' bháis's bethad, do chél dénmha intoneerde.
En nog veel, véél erger dan dat: de stemmen van Axl en Beatrice kreeg ik van pagina één niet meer uit mijn hoofd. Want mijn hoofd had Ishiguro's oud-achtig aandoend Engels en plechtstatige intonaties vervangen door het gedodder van Henry Crum en Minnie Bannister.
You can't get the wood, you know. Mmbuddy.
Bon, drie Bart Ehrmanboeken later denk ik dat ik het wel ongeveer heb gehad.
Van de drie vond ik dit het interessantste. Het onderwerp is min of meer hetzelfde als de andere twee — het vroege Christendom — maar er wordt (een beetje) aandachtiger gekeken naar de alternatieven voor wat uiteindelijk de dominante vorm van het geloof geworden is.
Kort door de bocht:
- er waren Christenen die Jezus als een Joodse Messias beschouwden, een vervollediging van het Oude Testament maar niet goddelijk (Ebionieten)
- er waren Christenen die Jezus als de zoon van God beschouwden, maar dan wel van een andere God dan de God van het Oude Testament, en die het Oude Testament volledig verwierpen (Marcionieten)
- er waren Christenen die geloofden dat er geheime kennis te rapen viel maar enkel voor een kleine groep geïnitieerden, en die daarbij allerlei systemen uitwerkten waarbij de God van het Oude Testament maar één uiting was van het Goddelijke, met aeonen en al dan niet gevallen demiurgen en 365 “goden” of toch niet enfin it's complicated (Gnostiscisten)
- er waren er die dachten dat Jezus door God verheven tot Zijn Zoon, hetzij bij zijn geboorte, bij zijn doopsel, bij zijn verrijzenis of bij zijn tenhemelopneming (allemaal soorten adoptionisme)
- er waren er die dachten dat Jezus alleen maar leek een lichaam van vlees en bloed te hebben (docetisten)
- er waren er die dachten dat Jezus altijd al bestaan had
- er waren er die dachten dat er een Goddelijke Jezus was die in een menselijke Jezus is terechtgekomen en hem voor zijn dood weer heeft verlaten
- er waren er die dachten dat er alleen een Goddelijke Jezus was
- er waren er die dachten dat er alleen een menselijke Jezus was
- (etc., etc., etc.)
En dan waren er de proto-orthodoxen. Orthodox en heterodox — ‘juiste' gelovigen en ‘ketters' — zijn geladen termen: ‘orthodox' is gewoon de partij die, in het licht van de geschiedenis, ‘gewonnen' heeft. En het is een vloeibaar gegeven: de winnaar van nu kan een paar iteraties later een verliezer geworden zijn. Pakweg een kerkvader als Origenes: een paar honderd jaar na zijn dood verketterd.
De proto-orthodoxen hebben hier en daar wat meegepikt en als dat leidde tot zeer moeilijk tegelijk in het hoofd te houden concepten, dan was dat maar zo.
Ja, het Oud Testament is waardevol en de jaloerse boze God van het Oude Testament is dezelfde als de liefdevolle God van het nieuw testament, maar neen, Jezus is niet Joods en Joden zijn te veroordelen. Ja, Jezus was een échte mens met een écht lichaam, en euh ja, hij was ook de zoon van God die altijd al bestaan heeft. Ja, God bestaat uit twee personen, euh nee, drié, en neen, dat zijn geen verschillende personen, of wacht.
Ehrman begint met een korte omschrijving van een aantal teksten die het niet gehaald hebben: het evangelie van Petrus (met ook een uitstapje richting apokalyps van Petrus), de handelingen van Thecla, het evangelie van Thomas, en de wellicht moderne vervalsing van het geheime evangelie van Marcus. Dan volgt een korte omschrijving (opnieuw, ja, niet enorm veel diepgang) van Ebionieten, Marcionieten, en Gnostische Christenen, waarop Ehrman de reactie van de proto-orthodoxen geeft, met onder meer de keuze waar er op strategische plaatsen teksten aangepast werden in reactie op andere opinies, en hoe welke boeken al dan niet in de officiële canon terechtkwamen.
Kort, snel te lezen, interessant, maar zoals gezegd: ik heb het een beetje gehad. Het is me een beetje te populairwetenschappelijk geschreven, en een beetje te weinig substantie. Zeker niet slecht, verre van, maar weinig controversieel en uiteindelijk meer een soort cursus voor een inleiding in het eerste jaar universiteit dan iets anders.
Onmogelijk om het boek te lezen zonder de gezichten van de film te zien. André is Fezzik, Mandy Patinkin is Inigo Montoya, Westley kan niemand anders zijn dan Cary Elwes, er kan geen betere Prince Humperdinck zijn dan Chris Sarandon en geen betere Vizzini dan Walace Shawn. En Miracle Max, ver van een karikatuur te zijn door Billy Crystal zoals ik dacht, blijkt gewoon 100% zoals in het boek te zijn.
Ik bedoel maar: ik kan mij niet zo snel een film voor de geest halen die zó goed het boek vertaalde.
De film was faramineus goed, een klassieker voor de eeuwigheid. Het boek is uitstekend. Het is eigenlijk een verkorte versie van het origineel door S. Morgenstern, waar William Goldman de saaie stukken uitgeknipt heeft, en er is tussen de oorspronkelijke publicatie in 1973 en 30 jaar later nog een en ander aan veranderd: een paar voorwoorden bij, en nawoord, een aantal extracten uit het vervolg.
Het verhaal in de snelte: een prins wil trouwen met het mooiste meisje ter wereld, maar zij is verliefd op iemand anders, die ook op haar verliefd is. Helden! Moordenaars! Piraten! Duels! Romantiek! Wraak!
Zeer aangeraden. Ik vraag me af wat het effect zou geweest zijn zonder de film gezien te hebben.
Ik had gisteren een boek uitgelezen, herinnerde ik mij, en ik ging daar iets over schrijven, maar toen was ik vergeten wélk boek ik nu precies had gelezen. Dat is doorgaans geen goed teken.
Maar toen keek ik in mijn Kindle en zag ik Mongoliad: Book Three staan, en kijk nu, het hele boek kwam terug. En dat is dan wel weer een goed teken.
De papieren versie was 716 bladzijden, maar ik denk dat ik het hele boek op een dag uitgelezen heb: het vliegt vooruit. Heel erg spannend is het niet, heel erg verrassend ook niet.
Ik vond het heel erg spijtig dat er niet wat minder timide omgesprongen werd met de alternatieve tijdlijn. En het bleef allemaal erg oppervlakkig. Hrm. Niet zeer voldaan, ik.
Samantha Rey is 16, en kan plots blijkbaar door de tijd reizen. Mooi getekend, herkenbare situaties (enfin ja), piraten, wat science fiction, beetje Buffy-achtige dinges hier en daar: iets voor schoolkinderen.
Ik vond het ook wel wijs hoor, maar ik zou niet uit mijn weg gaan om het te kopen.
Tenzij dit meer blijkt te zijn dan een scholierenserie, en ze de hele Sigilverse heropstarten, natuurlijk. Ha!
Breedbeeld, en portretten. Het zou gemakkelijk zijn om Platon ervan te beschuldigen altijd dezelfde schtick te doen, maar het blijven toch serieus goeie portretten.
Weinig duiding, dat wel. Ik ben voor meer uitleg bij foto's.