Oh zeer zeker. Mij aangeraden door Martin Wisse, en helemaal mijn soort boek. Ik vond het, in tegenstelling tot Martin, noch droog noch moeilijk om door te raken: het ideale boek om aan het strand te lezen, met mijn voeten in het water en mijn hoofd bij de Merovingers, bij de Karolingers, bij de Abassieden, bij de Byzantijnen. Wickham start met een grondige stand van zaken in het Romeinse Rijk anno 400, en gaat dan van onderwerp tot onderwerp en van regio tot regio tot in 1000.
Hij valt noch in de val van onze schooltijd (“de val van Rome! alles is nu anders!”), maar hij is toch ook redelijk ferm tegen de reactie op die oude moralistische kijk (“alles is toch min of meer hetzelfde gebleven, met de Midellandse Zee in het midden en met religie en cultuur en zo”).
Aanrader.
Beknopt. En de moeite waard. Niet veel nieuws bijgeleerd, maar ik ben een sucker voor mooi gemaakte boekjes.
Beter dan de gemiddelde recente Yarbro.
Voor één keer is Roger niet de Igor van het verhaal maar een collega in Egypte. Oh, en gemene christenen, boo hiss. Geen idee hoe dat precies zat met Paulianen versus Petrusianen: dringend eens meer over bijlezen.
Oh, maar voor de rest: een halve dag lezen en het is uit. En een mens heeft bijgeleerd over een interessante periode in de geschiedenis–Elagabalus ftw.
Wormwood is een worm. Enfin, een larve. Hij leeft in het rechterooggat van een lijk. Hij is eeuwen (en eeuwen) oud, en hij doet zo'n beetje detective-achtige dingen.
De case hier: allemaal dooie mensen, die eruitzien alsof ze van binnen ontploft zijn.
Hilarisch grappig (deed me meer dan eens denken aan Good Omens), machtig mooi getekend (Giger meets Lovecraft meets Dave McKean), en van ganser harte aangeraden.
Ik ben een cultuurbarbaar als het op Nederlandstalig aankomt. En buiten kookboeken en fotografieboeken, kan ik me niet herinneren hoe lang het geleden is dat er hier een papieren boek is binnengekomen.
Maar als men me mailt om te vragen of ik misschien geen gratis recensie-exemplaar van iets van bij bol.com wil, dan zeg ik daar natuurlijk geen neen tegen. Ik koos zonder enige kennis van zaken of voorafgaandelijk onderzoek, zuiver op de naam, Belgische fabels van Frank Adam.
Dat was ondertussen meer dan een maand geleden, en dat ik het niet vroeger las, ligt heeltegans aan mij. Bol.com zijnde, kwam het boek zowat dezelfde dag nog toe, maar mij zijnde, heb ik het natuurlijk laten liggen tot ik er écht niet meer rond kon en het echt moést gelezen worden.
Om te beginnen, en niet eens helemaal los van de inhoud: dit is zo'n boek dat denk ik enkel tot zijn recht komt als papieren boek. Fysiek aangenaam om lezen, van het fluweelzachte satiné van de omslag, over de mooie cover tot de prachtige typografie – de grote Kris Demey strikes again!
Daarnaast: dit is boek vijf in een reeks, zo blijkt, die Confidenties aan een ezelsoor heet. Gelukkig geen vervolgroman, maar wel een vijfde reeks fabels en allegorieën, dit keer met de schijnwerper op België in zijn jaren-2010-heid.
Frank Adam schrijft, en Klaas Verplancke illustreert, en de twee zijn elkaar waard – deze stond bijvoorbeeld bij De Rechtvaardigheids-juf van Mechelen, een fabel over, um, onderwijs en gerechtigheid:
Ik heb geen idee hoe hard het boek overeind blijft binnen pakweg twintig jaar. Een aantal van de fabels zitten naar mijn gevoel heel dicht op de realiteit – De allochtonen-auditie van Antwerpen en De vijftigers van Bertrix bijvoorbeeld, over het Grote Gelijk van een generatie, of De komiekenconferentie van Rochefort, over hoe Belgische humoristen het omgekeerde doen van wat men zou verwachten van humoristen, en die wel op het lijf van Geert Hoste c.s. geschreven lijkt.
Maar in het algemeen zijn het waarheden als runderen, zeker als Adam zelfs het voorwendsel van de fabel opzij laat en zuiver aforismen schrijft. Ik beeld mij hem in als een soort moderne Pascal, een cynische Phil Bosmans met een mantel vol briefjes waarop hij ingevingen neerpent.
‘Kinderen zijn de kernbommen in de koude oorlog van de scheiding!'
‘Een soldaat is een sociaal werker met een geweer, die de intake gesprekken, research en therapie zo nodig overslaat.'
‘Ik droomde dat ik niet kon dromen en gelukkig was.'
Mitteleuropa is een wereld waar Asmogendheden vechten tegen Geallieerden, in een soort steampunk-1917. De Keizer van een Duits-achtig rijk is net vermoord.
Door wie, is niet meteen duidelijk: op het eerste gezicht was de enige die bij hem was, Giselle Grey, één van zijn drie naaste bodyguards.
De Keizer is een soort God, en zijn beschermers zijn de zussen Grey. Al eeuwen aan een stuk zijn er keizers, en al eeuwen aan een stuk worden ze beschermd door drie zussen Grey, de afstammelingen van Gottfaust, een soort volksheld die met behulp van een mysterieuze steen de keizer in zijn tijd had gered, en dan later verraden werd door diezelfde keizer.
Met zijn laatste adem voorspelde Gottfaust dat de dertiende Grey “alles zal veranderen”.
En nu zijn er voor het eerst ooit vier zussen Grey: Eva, Anna, en de tweeling Giselle en Mathilde. Giselle of Mathilde is de dertiende Grey. Maar wie?
Gutgoeiehemel, wat een hoity toity verhaal. De tekeningen zijn prachtig, maar ergens was iemand vergeten een plot te maken dat de tekeningen waard is. Het is allemaal erg verwarrend, en het leest als iemand die een paar manga's te veel gelezen heeft en dacht “ik kan dat ook”.
Maar wel heel mooi, en ik ga toch mijn best doen om verder te lezen.
De grootste verdienste van Charles Palliser's debuut is dat het niet alleen vlot leesbaar, maar bij momenten ontroerend en altijd spannend is.
Dat is niet zo evident als een mens zou kunnen verwachten, want het is ook een meticuleus geconstrueerd boek. Een korte uitleg. Een quincunx is iets dat er uitziet als de vijf op een dobbelsteen: vier punten in de hoeken en één punt in het midden.
In het boek The Quincunx gaat het over vijf families: de Huffams, de Mompessons, de Clothiers, de Palphramonds, en de Maliphants. De vijf families zijn al generaties met elkaar verbonden, maar hoe precies wordt pas geleidelijk duidelijk. Elke familie heeft in haar familiewapen een quincunx van rozen zitten: telkens vijf keer vier rozenblaadjes en in het midden een knop, in variaties met wit, zwart en rood – elk wapen is dus een quincunx van quincunxen.
Het werk bestaat uit vijf delen (één voor elke familie), met telkens vijf boeken, met telkens vijf hoofdstukken – 125 hoofdstukken, een quincunx van quincunxen van quincunxen dus. Aan het begin van elk deel staat het familiewapen van de familie, en aan het begin van elk boek staat één van de vijf rozen van het wapen, en – hou u vast – elk van de vijf hoofdstukken van elk boek is geschreven door een andere verteller naar gelang de kleur van het blaadje of de knop: de meerderheid van de hoofdstukken komen overeen met witte bladeren of knoppen en zijn van de hand het hoofdpersonage, maar elk rood en zwart element wordt verteld door zijn eigen verteller.
Oh, en in de hoofdstukken van het hoofdpersonage komen door middel van lange monologen vijf vertellers aan het woord naast het hoofdpersonage. Het klinkt onnoemelijk ingewikkeld, maar het is nog niet gedaan: één van die vijf is de moeder van het hoofdpersonage, en haar stuk staat in het midden van het middenste, in de vorm van een stuk dagboek dat (inderdaad) opnieuw in vijf onderdelen is gesplitst, met een mysterieus ontbrekend midden. Oh, en allerlei personages zijn eigenlijk ook vijf vermomd: Fortisquince, Quigg, Quilliam, de bankiers Quintard (& Mimpriss): quinque (vijf in het latijn), Sancious klinkt als cinq (vijf in het Frans), Pentecost is penta (vijf in het Grieks), Umphraville en Phumphred klinkt als fünf (vijf in het Duits).
Zot!
Maar trek u dat vooral allemaal niet zo hard aan: op het allereerste niveau leest het als een bijzonder spannende Dickens. Met een jongen die niet weet wie zijn vader is, die bij zijn moeder leeft ergens op de buiten, verborgen voor een mysterieuze vijand, die dan uiteindelijk moet vluchten, in armoede verzeilt, avonturen beleeft bij een dievenbende, etc., etc.
Dat het eigenlijk een nauwkeurig opgebouwde parodie van Victoriaanse fictie is, dat het meer met De Naam van de Roos en The French Lieutenant's Woman te maken heeft dan met Great Expectations, da's dan voor het herlezen.
Van ganser harte aangeraden. Dit was denk ik mijn derde of vierde keer sinds 1989, en binnen een paar jaar lees ik het zeker nog eens.
The Mote in God's Eye is een klassieker in het algemeen, maar ook een klassieker in het first contact-genre: mensen komen voor het eerst aliens tegen. Toen ik het uit had, dacht ik meteen aan die andere first contact-klassieker: Murray Leinsters First Contact.
Uit –houd u vast– 1945, en verdacht hard lijkend op een zeer goede Star Trek-aflevering: ook iets vaag militair-zeemacht-achtig, ook een universal translator, ook aliens, ook een spannend verhaal, ook een leutige pointe op het einde.
De atmosfeer is erg vreemd: de mensen op het schip Llanvabon komen aliens tegen, voor het eerst in de menselijke geschiedenis, en hun eerste zorg is dat de aliens de weg naar de Aarde zouden kunnen vinden en dus de menen vernietigen. En hun eerste veronderstelling is dat de aliens net dezelfde bekommernis zullen hebben. En dat blijkt ook zo te zijn.
Mexican stand-off, maar dan met twee. Raken ze er uit? Overleeft iedereen het? Kort en goed, zoals ik het mij herinnerde. Alleen het einde had wat minder gimmicky mogen zijn: mijn tienjarige ik vond het veel beter dan mijn 33 jaar oudere ik.
Al een tijdje onbestwiste bestseller bij Amazon.com, en terecht. Randall Munroe van XKCD is een fijne mens, die fijne dingen maakt, ergens in het brandpunt van wetenschap, humor en ontroering.
(Wie XKCD niet kent: klik voor een aantal van zijn meer uitgebreide dingen. En volg anders gewoon xkcd.com elke dag.En XKCD Explain voor als het niet meteen duidelijk is.)
What If? geeft, zoals de titel zegt, serieuze antwoorden op absurde vragen. Vragen zoals: van hoe hoog moet ik een biefstuk naar beneden gooien om het gebakken op de vloer te zien terechtkomen? Wat zou er gebeuren als één mol (de maateeinheid) mollen (het beest) op één hoop zouden gesmeten worden? Is het mogelijk een jetpack te maken met de weerslag van machinegeweren? Wat zou er gebeuren op een planeet zoals beschreven in Le Petit Prince? Wat gebeurt er als al mijn DNA in één keer verdwijnt? Welke mens was ooit het verst van alle andere mensen verwijderd, en was hij/zij eenzaam?
Een heel boek vol, maar ongeveer twee derde verscheen al vroeger op het internet, en er verschijnen er nog regelmatig bij. Ik heb het boek meer gekocht omdat ik Randall een sympathieke kerel vind, dan om die bijkomende inhoud. En om hem iets terug te geven voor al die fantastische jaren XKCD.
Niet dat het niet aangeraden is, maar de bijkomende inhoud op zich is wat te licht om de prijs van het boek te verrechtvaardigen, voor wie de rest al gelezen had. Voor wie de rest nog niet gelezen had, en al was het een beetje interesse voor wetenschap heeft: niet nadenken, en kopen.
Aokigahara, een bos buiten Tokyo op de flank van de Fuji, is een populaire plaats om zelfmoord te plegen. De legende gaat dat de ziel van wie in Aokigahara zijn eigen leven neemt, gevangen blijft in de wortels van de bomen.
Alan is een westerling in Japan; hij geraakt verliefd op Masami, maar het loopt niet goed af en ze gaan uit elkaar. Zij pleegt, ayup, zelfmoord. In, jawel, datzelfde bos. En dan gaan een voor een Alan's vrienden dood.
Ryoko is een parkwachtster in het bos, zoals haar vader vóór haar. Zij ziet geesten. En weet wat ermee aan te vangen.
Een uiteindelijk behoorlijk voorspelbaar verhaal, soms gewoon competent geïllustreerd, soms uitstekend goed, maar dat echt wel veel meer dan honderd bladzijden nodig zou hebben om écht beklijvend te zijn. En het einde is al helemaal te abrupt.
Het vorige boek dat ik las (The Dragon Republic) eindigde zó deprimerend dat ik dacht: ik lees eens iets anders voor ik aan het derde boek begin.
The Midnight Library is een fijn boekje. Een beetje zeemzoeterig, een beetje oppervlakkig misschien, maar hey: het moet ook niet altijd allemaal zo diepgravend zijn.
Nora Seed heeft in haar leven een stapel beslissingen genomen die ze zich eigenlijk beklaagt: ze had kunnen blijven zwemmen en dan was ze misschien wel gelukkig geworden naar de Olympische Spelen gegaan. Ze had kunnen blijven muzikant zijn en dan was ze misschien wel gelukkig geworden en had ze succes gehad. Ze had kunnen studeren voor wat haar écht interesseerde in plaats van voor filosofie te gaan, en dan was ze misschien wel gelukkig geworden als glacioloog. Ze had kunnen blijven schrijven en dan was ze misschien gelukkig geweest. Ze had haar trouw niet op het laatste moment af kunnen geblazen hebben en dan was ze misschien gelukkig geweest.
Inderdaad ja: er zit een zekere constante in: Nora Reed is diepongelukkig, zit vast een doodlopend leven in een doodlopende job (waar ze in het begin van het boek trouwens net ontslagen wordt), en had zo veel anders kunnen doen.
[Kort intermezzo: zo wérkt het natuurlijk niet: er is meestal niet zoiets als één moment waarop het leven kantelt. Verkeerde keuzes zijn meestal lange aaneenschakelingen van géén belissingen nemen. En het is ook natuurlijk lang niet zo dat iedereen in potentie álles kan doen — de manier waarop Nora hier zowel in potentie een gevierd auteur als muzikant als olympische zwemmer had kunnen zijn is meer dan een beetje Mary Sue-achtig.]
...en dus beslist ze dan maar zelfmoord te plegen.
[Kort intermezzo twee: zo wérkt het natuurlijk ook niet noodzakelijk. Ik heb de indruk dat de beslissing “gho ja, ik pleeg dan maar zelfmoord” hier redelijk snel en weinig subtiel aangebracht werd.]
Tussen leven en dood, gaat het verhaal in The Midnight Library, is er een bibliotheek. In die bibliotheek staan ontelbaar veel boeken, die allemaal een ander levensverhaal vertellen tot op dat moment tussen leven en dood. Nora komt in die bibliotheek terecht en kan er aan de bibliothecaris vragen om in gelijk welk boek te stappen, en daar dan verder te leven — als ze wil.
Ze kiest leven na leven. Als olympisch zwemmer en internationaal rolmodel. Als gevierd glacioloog. Als wereldberoemde zangeres. Als allerlei verschillende uitkomsten van allerlei keuzes die ze maakte.
De vraag die weinig subtiel gesteld wordt, is: is ze in al die verschillende aflopen eigenlijk wel écht gelukkig? Zijn die andere levens écht beter?
Schaamteloos en verfrissend pretentieloos sentimenteel. Ik heb een grondige hekel aan pretentie, en ik ben te vinden voor sentimentaliteit. Ik heb dit graag gelezen.
Bij het herlezen is het toch minder dan ik het me herinnerde: telkens hetzelfde formuletje, met niet echt een lijn erin. Maar toch: zeer goed, en een uitstekend boek om op het toilet te leggen en daar te lezen: een essay kan in twee, ahem, keer, gelezen zijn.
Gödel, Escher, Bach heeft mijn jeugd getekend. Zijn boeken sinds dan vond ik om de één of andere reden niet echt meteen pakkend.
Deze, daarentegen, is een blijver. Wat hij erin zegt, is een uitbreiding van waar hij het in GEB over wou hebben: wat is het “ik”, waar begint en eindig “mijn” identiteit, blijft er iets over als “ik” doodga, hoe kan een ogenschijnlijk immaterieel iets ontstaan uit zuiver materiële bouwstenen, ...
Dit is net zoals GEB in die zin dat het in één ruk uit te lezen is, en dat het tot nadenken stemt. Maar daar kotm nog eens bij dat het ongelooflijk pakkend geschreven is, ontroerend en dieppersoonlijk.
Aanrader.
Moustafa en Special zijn koeriers in een New York van de nabije toekomst. Enfin, koeriers, ze zijn iets tussen huurmoordenaar en pakjesleveraar.
Heel erg van zijn tijd, dit. Waarmee ik eigenlijk wil zeggen: bijna al verouderd.
Concept: Duits expressionisme. Deel één is een vertaling van Fritz Lang's Metropolis.
Deel twee is een mashup van Das Kabinet des Dr Caligari en Nosferatu, eine Symphonie des Grauens. De werkers zijn bevrijd, Metropolis wordt bestuurd door Lois en Clarc. Slechterik van dienst is Dr. Arkham, de baas van het zothuis (voor wie Lutor een cyborg bouwde, de “Laughing Man”). Bruss Wayne-son ontdekt allerlei shenanigans, wordt in de diepte gesmeten en wordt Nosferatu (Batman!). Cue gevecht tussen Superman en Nosferatu; uiteindelijk komen ze tot een vergelijk — Superman beschermt de bovenwereld, Nosferatu de onderwereld.
De tekenstijl is expressionistisch en zal niet naar iedereens zin zijn. En ik heb die oude films allemaal staan en allemaal gezien en allemaal graag gezien, het kan zijn dat ik bevooroordeeld was, maar: hugely satisfying, vond ik.
Hallo? Wat? Een boek met zowaar een plot dat niet zomaar een opeenvolging van korte toneeltjes is? Een niet dramatisch slecht geschreven boek? Met slechts 17 keer “Hell's Bells” erin?
Ik had al bij de eerste zin het gevoel dat het iets anders was van kwaliteit:
It rained toads the day the White Council came to town.
Het begon ook met zeer veel vaart, en het bleef maar voortdenderen. In boek drie is er een conflict tussen rode vampieren (don't ask, er zijn er ook witte en zwarte) en tovenaars, en ze proberen het allemaal op Harry Dresden te steken. Cue een proces waar hij zichzelf moet verdedigen: ik vond dat niet eens verkeerd gedaan.
En OK, er blijven dingen die dom zijn. Iemand wordt vermoord, en zijn naam is Ronald Reuel. Ah ha ha,
...dubbel irritant als hij een poging tot referentie doet.Ronalds appartement omschrijft Butcher alsdus:
What I could see of the apartment could have been imported from 429-B Baker Street. Dark woods, fancy scrollwork, and patterns of cloth busier than the makeup girl at a Kiss concert filled every available inch of space with Victorian splendor.
The third was the brawny, homely young woman with the muddy green hair and heavy brow. She had on a pair of jeans tight enough to show the muscles in her thighs and a khaki blouse.
Elaine may have been slender, but she had too much muscle to be light. She'd always had the build of a long-distance runner, long and lean and strong.
The perfection of her form was complemented by features of feminine loveliness
Ik dacht: “Ik zou wel eens beginnen lezen aan de nieuwe Resurrection Man, nu hij toch opnieuw gecanceled is”. Maar toen dacht ik: “Zou ik niet eerst eens de oorspronkelijke Resurrection Man lezen, wegens alsdat ik daar namelijk goede dingen over gehoord had?”
Een man wordt wakker nadat hij neergeschoten is. Hij had dood moeten zijn, en blijkt: hij was ook dood. Hij weet in eerste instantie niet wie hij is, maar beetje bij beetje puzzelt hij zijn verleden bij elkaar: hij was Mitch Shelley, een advokaat voor Schlechte Mensen, en hij was een tijd geleden ook al eens vermoord.
En dan wordt hij weer gedood, en opnieuw, en opnieuw. En telkens wordt hij weer wakker, binnen seconden of minuten, met een nieuwe kracht, gerelateerd aan de manier waarop hij dood ging. Valt hij uit een vliegtuig, kan hij plots vliegen, dat soort dingen.
Zo ongeveer de helft van de nummers van de eerste reeks gaat over Shelley's zoektocht, en hoe hij te weten komt wie hem waarom gedood heeft, en hoe hij aan zijn mysterieuze gave geraakt is.
En dan gaat het een stapje verder en is hij eventjes een Echte Superheld, in de JLA dan nog wel, tot hij dat voor bekeken houdt wegens toch niet echt zijn ding. En dan gaat het over origin stories en is hij of is hij niet Immortal Man, en moet ik toegeven dat mijn aandacht bij momenten verslapte.
Maar die eerste boeken vond ik dus wel heel degelijk. En verfrissend, een superheld die gewoon dood gaat — zelfs al wordt hij bijna meteen weer levend.
Er zijn geen zekerheden meer! Ze pakken ons alles af, de wetenschap!
Handen omhoog wie géén fantastische herinneringen heeft aan die prachtige Duitse hangkaarten vroeger in de klas, van Entwickelung des Römischen Reiches en Vergrößerung des Frankenreichs von 481-814, en meest boeiend van al de kaart van de Völkerwanderung, met allerlei pijlen die vertrokken uit het diepste van de steppen van Centraal-Azië, op de voet gezeten door de Hunnen, en dan in grote troepenbewegingen over honderden jaren heen Europa overspoelden, soms opsplitsend, soms weer tesamen komend, Ostrogoten, Wisigoten, Vandalen, Longobarden, Sueven, Franken en anderen, voorbij het Iberisch schiereiland en tot in Carthago.
Met horden wildemannen die nauwelijks worden tegengehouden door de Romeinse limes, en die ze dan uiteindelijk in golven overspoelen en Rome ten gronde richten:
Wel, blijkbaar: niets van dat alles. Er is geen echt spoor van massale volksverhuizingen, en ze hebben ons allemaal blaaskes wijsgemaakt. Kort door de bocht: vanaf de renaissance was het de gewoonte om de barbaren de schuld te geven van het ondergaan van het West-Romeinse Rijk, en waren de barbaren de slechteriken. En dan kwam de negentiende eeuw en was iedereen plots nationalistisch, en was het helemaal in om de oorsprong van de Europese natiestaten te zoeken in de volksstammen van lang geleden.
Terwijl die grote volksstammen eigenlijk helemaal geen coherente gehelen waren, maar eerder losse verbanden van mensen die sterke leiders volgden en nu eens ‘Hunnen' waren omdat de baas een Hun was, en dan eens ‘Gothisch' omdat het goed stond om Gotisch te zijn, en dan weer ‘Franken' of ‘Alemannen' omdat ze met een grote groep samen onder een nieuwe leider optraden.
Zeker dat er identiteiten en talen en culturen achter die namen zaten, maar blijkbaar dus meer zo'n beetje hetzelfde scenario als bij het ontstaan van het Frans: kip-en-eigewijs eerst de kip (de groepering) en dan pas het ei (de identiteit). Stapsgewijze ethnogenese, waarbij de politieke en ideologische constructie zeer zwaar primeert op het genetische of genealogische.
Een (zeer) summier overzicht van de paar eeuwen rond 476, dat kort maar duidelijk doet aanvoelen hoe complex de situatie was, en hoe onmogelijk het is om in het algemeen te spreken van barbaarse invallen – wegens alsdat de Romeinen en de ‘barbaren' meer mét elkaar dan tegen elkaar werkten, en het op den duur zeer moeilijk was nog te weten wie een zuivere Romein was en wie niet.
Fijn boekje om eens een avond te lezen.
(Ik geef trouwens met enige schaamte toe dat ik dit enkel bij de hand genomen heb omdat er één van de auteurs Dumézil was, en ik dacht dat het Georges Dumézil was. Bleek dat het Bruno Dumézil was, een verre neef. Ah well.)
Interesant om lezen, zeer zeker dat. De historische klank- en vormleer van het Nederlands, met eerst eene heel hoofdstuk over het Gotisch, wegens dat eht Gotisch nog zeer dicht bij het Gemeengermaans staat.
Ik heb veel bijgeleerd, maar op hier en daar een detail na, ben ik het ondertussen al allemaal vergeten.
En ik moet er niet aan denken wat het zou zijn om over deze leerstof een examen te moeten afleggen. Brrr.
Wél spijtig: het aller-allerlaatste dat besproken wordt,zijn de telwoorden. Er zou zich een oud twaalftallig stelsel kunnen weerspiegelen, zegt onze vriend Cor:
Zo betekenen elf en twaalf oorspronkelijk ‘één overblijvend' en ‘twee overblijvend' (got. aín-lif, twa-lif, met lif dat verband houdt met bileiban, ndl. blijven). En zo zijn de telwoorden voor ‘twintig' t/m ‘zestig' in het Got. gevormd met *tigus ‘tiental' (twái tigjus enz.) maar die voor ‘zeventig' enz. met tehund (70 = sibuntehund). Laatstgenoemde reeks wordt in het Osa. gevormd met een soort prefix ant-(ontstaan uit hund in de betekenis ‘tien'), waarvan we nog resten in het Ndl. terugvinden, in de t- van tachtig (in het Mnl. ook nog wel tseventich en tnegentich)
Voor de afzonderlijke telwoorden zie de etymologische woordenboeken of Van Loey 1970.
Autobiografieën in audioboekvorm, voorgelezen door de persoon die het boek over zichzelf geschreven heeft, dat is nog eens wijs, vind ik.
Bossypants was mij een tijd geleden aangeraden door Audible, ik vermoed omdat ik Steve Martin's (uitstekende) autobiografie Born Standing Up al had gekocht en beluisterd. Of misschien gewoon omdat het een enorme bestseller was, wie weet.
Tina Fey (Saturday Night Live, 30 Rock) sprint zeer luchtig door haar leven. Heel soms dacht ik dat het nu wat ernstiger zou worden, maar neen.
Het heeft allemaal zeer zeer weinig diepgang, het vlindert over en weer van onderwerp naar onderwerp met op het eerste zicht de bedoeling vooral grappig te zijn. Er zitten zeer grappige stukken in, maar humoristisch vignet na humoristisch vignet met hier en daar wat feminisme-light? Zoals dat heet: ik bleef op mijn honger zitten.
Het boek is ook geschreven toen 30 Rock nog niet gedaan was, wat het wellicht niet evident maakte, maar dat mag geen excuus zijn. Ik had er meer van verwacht.
Solomon Kane, in tegenstelling tot Kull, vind ik wél een wijs personage. De comic brengt de wereld ook helemaal zoals ik hem mij voorstelde: claustrofobisch donker, grimmig, niet zo fijn om in te vertoeven. Niet dat het meteen om extatisch over te worden is, maar ‘t zijn wel twee fijne verhaaltjes voor tussendoor.
Vraag mij niet waarom ik dit herlezen heb. Ik herinner me vaag dat ik het zeer indrukwekkend vond toen ik het een eeuw geleden las, en ik zal wel iets gedacht hebben als “in de rapte eens lezen, tussen twee andere dingen door”.
Ahem ja. Dit is een lang boek. Serieus: een te lang boek. En het is echt wel wijs om lezen, maar dan toch wel vooral als een tijdsdocument — want echt literatuur zou ik het niet durven noemen.
De personages zijn meer dan karikaturaal, het verhaal is bij momenten zó ongeloofwaardig dat het ongewild humoristisch wordt, en de voorafschaduwingen zijn zo voorafschaduwend, dat er bijzonder weinig verrassingen te rapen zijn.
In het kort: Edmond Dantès heeft alles om gelukkig te zijn: hij heeft een beetje geld gespaard, hij staat op het punt om kapitein van een schip te worden en hij staat op het punt te trouwen met de mooie Mercédès. Danglars, die met Dantès vaarde, is jaloers. Fernand, een visser, is verliefd op Mercédès.
De dag voor Dantès' trouw schrijven Danglars en Fernand samen met de dronken Caderousse (een buurman die de vader van Dantès woekerrentes vraagt) een brief als zou Dantès een Bonapartist zijn (zéér not done in 1815). Dantès wordt gearresteerd op zijn verlovingsfeest, en ondervraagd door Villefort, de substituut van de procureur.
Villefort is een royalist, maar ziet in eerste instantie niets zwaars aan de hand met de loze beschuldiging , tot blijkt dat Dantès wel degelijk een brief op zich heeft: het was de stervenswens van zijn kapitein dat hij die brief zou bezorgen aan de Noirtier. Noirtier is een hardcore Bonapartist en — hier komt de clou! — de vader van Villefort, die Noirtier de Villefort geboren is.
Daarop smijt Villefort Dantès meteen in de gevangenis, zonder enige vorm van proces, in het Château d'If, de maximum security prison van die tijd, op een rots in de zee een paar kilometer voor de kust van Marseille. De brief zorgt ervoor dat Villefort op de hoogte is van de nakende terugkeer in Frankrijk van Napoleon en geeft Villefort meteen een zware promotie.
Dantès blijft jaren in eenzame opsluiting in het Château d'If, Ondertussen sterft de vader van Dantès, geraakt Fernand aan macht en geld door zowat iedereen voor wie hij ooit gewerkt heeft te verraden aan hun vijand, is Villefort na de tweede terugkeer van de monarchie na Waterloo procureur des konings, wordt Danglars een rijke bankier, en trouwt Fernand met Mercédès die het opgegeven heeft te wachten op Dantès.
Als Dantès op de rand van zelfmoord staat in de gevangenis, hoort hij lawaai dat blijkt een collega-gevangene te zijn, abbé Faria. Faria is belezen, intelligent, weet van geneeskunde en scheikunde af, leert Dantès talen en wetenschap, en samen reconstrueren ze hoe de vork in de steel zit met Danglars en Fernand en Caderousse en Villefort.
Tien (tien!) jaar na hun ontmoeting en veertien jaar na zijn gevangenzetting, slaagt Dantès erin te ontsnappen. Faria heeft hem vanalles geleerd, en ook en vooral verteld waar er een immense schat begraven ligt, op het eiland van Montecristo.
...en dan begint de wraak van Dantès. Eén voor één verschuift hij pionnen, tot hij uiteindelijk iedereen die hem gevangen gezet heeft, kapot heeft gemaakt. De zaken worden een beetje gecompliceerder omdat al die mensen getrouwd zijn en ook kinderen hebben: alleen daardoor is Dantès geen allesvernietigende wraakengel, maar enkel bijna-allesvernietigend.
Kluten en esbattementen, moord, vergiftiging, vermommingen, personages die blijken personages uit lang vervlogen verledens van elkaar te zijn, drama, melodrama, pathetiek, avontuur, duels, subterfuge: dit is geen boek, dit is een telenovela.
Zoals ik zei: wel leutig om lezen, maar dit is écht iets dat beter tot zijn recht komt in een tv-serie, denk ik.