Gelezen, en herlezen, en herlezen en herlezen. Ik zou er al zijn punten aan gegeven hebben waren het niet van Tom Bombadil, en die eindeloze liederen.
Wat me verbaasde, bij het bezien van de films, trouwens, is dat de overgrote meerderheid van de uitstekende dialogen rechtstreeks uit het origineel komen.
Kijk zie, ‘t is nog eens Victoriana. Er zijn Jack The Ripper-achtige toestanden aan de gang (Spring-heeled Jack, die Dear Boss-brief), en een jonge politiekerel moet op onderzoek. Hij roept, tegen zijn zin, de hulp in van Dr. Jekyll.
Jekyll zit na een faliekant in een moord afgelopen experiment (twee keer raden wat dát zou kunnen geweest zijn, eh heh heh) in de gevangenis, uiteindelijk mag hij mee op onderzoek, gebruiken ze alsnog zijn elixir, en helemaal uiteindelijk vinden ze wat de moorden precies waren.
Beetje clichématig allemaal, maar wel genietbaar.
Wohohohow. Ook in het Elseworlds-idee zoals True Brit, maar een wereld van verschil.
Concept: Duits expressionisme. Deel één is een vertaling van Fritz Lang's Metropolis: Clarc Kent-son is de (geadopteerde, blijkt later) zoon van de baas van Metropolis, Lois Lane vecht voor de rechten van de onderdrukte werkers, Lutor is de krankzinnige wetenschapper die een robot bouwt naar de beeltenis van Lane. Lane vindt dat Clarc, als Superman, de Messias van de werkers moet worden.
De tekenstijl is expressionistisch en zal niet naar iedereens zin zijn. En ik heb die oude films allemaal staan en allemaal gezien en allemaal graag gezien, het kan zijn dat ik bevooroordeeld was, maar: hugely satisfying, vond ik.
Het hele Song of Ice and Fire tot nog toe is erdoor gejaagd, en elke dag een Culture-boek lezen, da's gelijk een beetje respectloos. Dus dacht ik: tijd om eens Tales of Dunk and Egg te lezen, de Song of Ice and Fire prequels-enfin-tussenquels-min-of-meer.
Negentig jaar vóór A Game of Thrones, in Westeros. Daeron de Goede (Daeron II Targaryen) is 25 jaar koning.
Dunk is de schildknaap van Ser Arlan of Pennytree, een ridder zonder meester (“hedge knight” klinkt zoveel mooier en poëtischer, vind ik). Dunk is een (zeer grote) jongen van Fleabottom (de sloppenwijk van King's Landing). Arlan sterft, maar riddert Dunk net voor zijn dood. Op weg naar het toernooi van Ashford komt Dunk (ondertussen Ser Duncan) een kale staljongen tegen, Egg, die absoluut zijn schildknaap wil zijn.
Dunk ziet dat niet zitten, maar uiteindelijk wurmt Egg zich een weg in Dunk's dienst, en ook wel in zijn hart.
En dan is er een uit de hand gelopen incident met Prins Aerion Targaryen (kleinzoon van Daeron en de schlechte schlechterik van dienst), en blijkt Egg de jongere broer van Aerion te zijn. De jongen die later koning Aegon V zal zijn, Aegon the Unlikely, de vierde zoon van Maekar, die ook al de vierde zoon van Daeron was – en de jongere broer trouwens van Maester Aemon van de Night's Watch.
Het toernooi wordt een impromptu gerechtelijk toernooi, wegens lèse-majesté van Dunk. Met meer dan bijzonder verregaande gevolgen voor de hele geschiedenis van Westeros.
Er is ook een graphic novel van in zes delen, maar ik heb het gelezen als een para-legaal gedownload ebook, en het rare van de zaak: ik moet dit een eeuw geleden ook al gelezen hebben, en er niets van onthouden hebben. De anthologie waarin dit verscheen, Legends: Short Novels by the Masters of Modern Fantasy uit 1998, staat in mijn bibliotheek en heb ik bijzonder graag gelezen. Ik herinner me dat ik vooral uitkeek naar de verhalen van Pratchett, Stephen King en Ursula K. Le Guin, ‘t moet zijn dat het verhaal van George R.R. Martin vijftien jaar geleden weinig of geen indruk nagelaten heeft.
Na (manifest dus her-)lezing vond ik: een fijn verhaal, met sympathieke personages, veel vaart en verrassend veel diepgang, en terloops machtig interessant voor wie meer dan een vluchtige interesse heeft in (de geschiedenis van) Westeros en aanverwanten.
Bijzonder blij dat Martin zegt dat hij er een hele reeks van plant te schrijven.
Oh yes indeedy. Brian Wood en zijn uitstekend schrijven, gecombineerd met bij wijlen magische tekeningen (en kleuren! Dave McCaig is een tovenaar!), op een saus van meer dan degelijke research: finger lickin' good.
Er zijn langere reeksen (4-8 nummers) afgewisseld met korte verhalen (1-2 nummers), sommige verhalen hebben met elkaar te maken (Sven de ex-Varangische wacht uit nummer 1-8 komt terug in nummer 20), sommige verhalen zijn verhalend, er is er één dat enkel over The Art of Single Combat gaat, er zit een soort anno 1000 CSI-seriemoordenaar-verhaal tussen — ze hebben gemeenschappelijk dat ze allemaal tussen ca. 800 en 1000 gebeuren, dat ze allemaal met/over/rond Vikings gaan, en dat ik er niet één kan bedenken waarvan ik dacht “nee, niet echt”.
Helaas: Vertigo heeft de reeks gecanceled, nummer 50 (maart 2012) zal het laatste zijn. Erg aangeraden ondertussen.
Wel wel wel, dát was nog eens een verschil. Na drie barslechte pulpboeken en drie pulpboeken die nog wel meevielen, achtig, een boek lezen van een Nobelprijswinnaar.
Pas op, 't is niet omdat die mens een grote prijs gewonnen heeft dat ik daarom noodzakelijk zijn boeken goed ga beginnen vinden of zo — het vorige boek dat ik van hem las, The Buried Giant, vond ik zelf helemaal niét goed.
Dit was iets anders. Het speelt zich af in een niet nader gespecificeerde maar redelijk nabije toekomst, met genetische manipulatie en artificiële intelligente en allerlei grote maatschappelijke veranderingen wegend die dingen.
We zien de wereld door de ogen van Klara, een Artificial Friend. Ze is duidelijk (zeer) intelligent, heeft echte en diepe emoties, maar bijzonder weinig kennis. 't Is niet alsof ze een verbinding met een internet heeft of een interne encylopedia, en dus bouwt ze haar eigen wereldbeeld op.
En dat is van een ontroerende schoonheid. Ze werkt op zonne-energie; in de winkel worden de AF's geroteerd van plaats naar plaats en heel soms mag ze een tijdje in de etalage staan waar ze de zon kan zien. Ze heeft praktisch met niemand interactie, en ontwikkelt een eigen soort mythologie/godsdienst rond de Zon.
En dan wordt ze gekocht door een vrouw, voor haar dochter. En blijkt dat de dochter ernstig ziek is.
We weten alleen wat Klara weet, en dus wordt het maar met stukjes en beetjes duidelijk in wat voor een dystopische wereld we ons bevinden, en wat voor een keuzes de verschillende personages gemaakt hebben en maken.
Er veel meer over vertellen zou niet goed zijn. Het is een fascinerend boek. Over keuzes maken en loslaten, en wat het is om een mens te zijn en wat hoop en liefde zijn.
Ik zou het iedereen aanraden.
Er zijn nogal wat mensen — vooral uit de “echte sciencefictionlezer”-categorie die het een traag en onduidelijk boek vinden, die het een gebrek aan diepgang verwijten, die gemiste kansen tot maatschappijkritiek zien, die het allemaal veel en veel te clichématig vinden, met oude tropes die al totterdood verkend zijn, van I Robot tot, welja, Murderbot.
Ik vind dat mensen die de essentie niet vatten. Dit is geen alwetende verteller, dit is Charlie uit Flowers for Algernon, maar dan als hij een robot zou zijn die emotioneel intelligenter wordt, maar toch begrensd door zijn programmatie. Achtig.
Er zijn oneindig veel parallelle werelden, en we kunnen mensen naar parallelle werelden sturen. Twee proviso's: de parallelle wereld mag niet té ver van de wereld verwijderd zijn, en de persoon die naar die parallelle wereld gestuurd wordt, mag niet meer leven in de wereld waar hij/zij naartoe gestuurd wordt.
In de praktijk betekent dat dat er 382 werelden bereikbaar zijn, en dat er normaal gezien veel verschillende mensen nodig zijn om naar die werelden te gaan, omdat de meeste mensen die in Aarde-0 leven, ook leven in de andere Aardes.
Ah ja: de wereld waar we het over hebben, is –vermoed ik– ergens in de toekomst, waar de zon dodelijk kan zijn en menden in de steden (of is er maar één stad over? geen idee) onder een bubbel leven. Geen Eloi en Morlocks, maar wel inwonder van Wiley City en Ashtown, de sloppenwijken rond de stad.
Wiley City is een moderne welvaartsstaat, Ashtown is sinds anderhalve generatie een soort fascistische staat met een ‘Keizer' aan het hoofd, die in elke wereld een min of meer erg schrikbewind voert.
Cara is iemand die in deze wereld aan de betere kant van Ashtown leeft, maar in de overgrote meerderheid van de andere realiteiten in Ashtown leeft, en bijgevolg in het overgrote deel van de realiteiten geen twintig wordt. Zij is dan ook behoorlijk waardevol omdat ze zeer veel werelden kan bezoeken: er zijn op 382 werelden maar 8 waar ze nog leeft.
Dat bezoeken, trouwens, is niet voor wilde nieuwe inzichten of vreemde nieuwe werelden: alleen bijna niet afwijkende werelden zijn bereikbaar, remember? Dus gaat het om maandelijkse redelijk doordeweekse bezoeken, om te kijken of er elders op andere plaatsen grondstoffen ontdekt zijn, of om te zien of die andere wereld net iets beter of slechter is en allerlei KPI's bij te houden.
Maar dat doet er eigenlijk niet zo heel veel toe: The Space Between Worlds is een zeer intiem verhaal, over Cara en hoe ze omgaat met haar situatie, over nature versus nurture, en over interpersoonlijke relaties over verschillende versies van die personen heen — niet in het minst met de Keizer van Ashtown, waar ze in verschillende realiteiten de concubine van is, en met haar handler Dell, waar ze stekeverliefd op is, maar waar het verschil in klasse (in deze wereld dan toch) onoverbrugbaar is.
Het gaat ook over liefde en klassen en privilege en trauma en mishandeling en misverstanden en liefde.
't Is een zeer aangeraden boek.
Oh boy. Het vervolg op Proxima, en het combineert alles wat me stoorde aan dat eerste boek met een hele reeks andere akelige dingen.
Situatie: op Mercurius waren kernels gevonden, een soort oneindig-achtige energiebron. Een groep kolonisten werden naar Proxima Centauri gestuurd. Dan werd er een soort deur gevonden op Mercurius, die naar Proxima Centauri leidde. En dan, euh, gingen er mensen over en weer, en zo heel veel maakte het niet uit: een paar generaties later was er een soort wereldoorlog tussen China en de VN, en pats boem, Mercurius werd vernietigd en de tijd werd precies gereset, met een reeks mensen die op een planeet terechtkwamen waar ze in het Latijn begroet werden.
Einde van boek 1.
Boek 2 gaat verder op dat elan, opnieuw in een soort irritante accordeon-verhaalstijl. Nu eens wordt een verhaal dat op vier paragrafen kon verteld worden, uitgesmeerd over tientallen bladzijden en ettelijke dagen/weken verhaaltijd, dan weer wordt er in één zin over jaren of decennia gegaan.
Maar nog veel irritanter dan dat, en nóg irritanter dan de personages van bordkarton, is de manier waarop met alternatieve geschiedenis omgegaan word. Zonder veel van het verhaal te verklappen, worden er regelmatig nieuwe alternatieve geschiedenissen opgestart, en dat is a-bo-mi-na-bel slecht gedaan.
Op het einde van het eerste deel werden een aantal mensen verwelkomd op een random planeet in het universum ergens door Romeinen. Tot daar toe, dat het Westromeinse Rijk niet gevallen is. Tot daar toe dat dat is omdat Claudius overtuigd werd om niet Brittanië te veroveren maar Germania te onderwerpen. Okay dat de Aarde verdeeld wordt tussen het Romeins Rijk, de Chinezen en de Brikanti, een soort alliantie van Kelten en Vikings. Ik wil zelfs mijn disbelief zo ver suspenden dat de mensen in die alternatieve tijdslijn rond de jaren 1400 de ruimte in geraakten.
Maar niet okay dat die Romeinen 23 eeuwen na Caesar nog altijd klassiek Latijn spreken. Niét okay dat de hele maatschappij een karikatuur is van de late Republiek, compleet met geïdealiseerde cursus honorum, patriciërs en plebejers en slaven, met bijvoorbeeld Grieken die vooral “dokters” zijn. Niét okay dat er nog altijd klassieke legioenen zijn, die elke avond na hun dagtaak een kamp bouwen en vechten met gladius en pilum — zelfs als dat in de ruimte gebeurt. Niet okay dat de mensen in het echte leven geen computers, geen auto's, geen gemechaniseerde vervoermiddelen, geen televisieschermen hebben maar alles doen met abacussen, paard en kar, en projectie van dia's.
Want tegelijkertijd met dat voor-middeleeuws leven zouden we dan moeten geloven dat ze ook enorme schepen kunnen bouwen waar honderden mensen op een paar dagen tijd van Aarde naar Mars mee geraken, kunnen landen en weer opstijgen. Nee: nonsens.
En breek mij de bek niet open over wat de auteur doet met Inca's, in nog een alternatieve tijdslijn. Alsof een melkwegomvattend rijk zou kunnen beheerd worden door letterlijke quipucamayocs met letterlijke quipu's van letterlijk touw. Be-la-che-lijk. En enorm nefast voor het verhaal zelf.
Het verhaal zelf, dat écht geen overschot had. Dat samen te vatten was op die voormelde vier paragrafen, en dat enorm hard meh was.
Begin niet aan Proxima, en wie toch al door Proxima geraakt was: begin niet aan Ultima. Bleh.
Al sinds Lord of the Rings en zijn Hey dol! merry dol! ring a dong dillo! Ring a dong! hop along! Fal lal the willow! Tom Bom, jolly Tom, Tom Bombadillo! heb ik een gloeiende hekel aan gezang en poëzie in fictieboeken.
Dat trekt meestal op niets, dat is meestal zo cringe als maar kan zijn, en ik sla het dan ook meestal gewoon in één beweging over. Zelfs als ik het eigenlijk wellicht niet zou moeten doen, wegens belangrijk voor het plot en allerlei.
In een audioboek is er helaas niet onderuit te komen.
Het was al een tijd geleden dat ik Song for Arbonne gelezen had: ‘t is fantasy, maar voor mensen die eens wat anders willen dan de zoveelste op Angelsaksische archetypes gebaseerde dinges. De Provence in de hoge middeleeuwen – denk troubadours, trouveres, hoofse liefde, doe er een scheut echo's van de Albigenzische kruistochten bij en hey presto.
Fijne personages, fijne wereld, maar bij het herlezen (herbeluisteren) viel me vooral op hoe enorm kort het verhaal is, en hoe weinig er eigenlijk maar gebeurt. Een stuk of vier vijf set pieces en dat is dat: in een coverblurb schrijft de San Francisco Chronicle “Elegant, sweeping and colorful... one of those books you wish would never end”, en daarin heeft de recensent gelijk.
Het boek eindigt namelijk op het moment dat ik het graag had zien beginnen: een jongste zoon die net tegen zijn vader en zijn rechtmatige koning gevochten heeft, zijn oudere broer verloren is, en nu zelf koning wordt van een land dat op gruwelijke wijze oorlog aan het voeren was (met martelingen en verkrachtingen). Een hoofdpersonage dat nu dus met de gebakken peren van de faits accomplis van niet alleen deze laatste maar ook de vorige oorlog zit.
Maar bon.
Fijn boek voor wie zich graag eens vervoerd ziet naar een alternatieve versie van de pakweg 12de eeuw, op een wereld met twee manen waar mensen zowel een God als een Godin aanbidden; maar die voor de rest Zuid-Frankrijk had kunnen zijn.
Neem die poëzie en in het audioboek het zingen (oh God, het zingen) er dan maar bij, ‘t valt uiteindelijk allemaal mee.
De Lovecraftkenners steigeren (Jamaar, The Dunwich Horror was in 1924 nog helemaal niet geschreven! Hela, Lovecraft leerde zijn vrouw helemaal niet zo kennen! Hey, Lovecraft had stapels goeie vrienden en was bijzonder aangenaam gezelschap!) maar euh: de premisse van het verhaal is dat Lovecraft de Necronomicon erfde van zijn vader, die er gek door geworden was, en dat hij wel degelijk de onspreekbare akeligheden in onze wereld zag. En zo.
Oh, de tekeningen van Breccia: mijn ding.
Jeffrey Lionel Dahmer (May 21, 1960 – November 28, 1994) was an American serial killer and sex offender. Dahmer murdered 17 men and boys between 1978 and 1991, with the majority of the murders occurring between 1987 and 1991. His murders involved rape, dismemberment, necrophilia and cannibalism. On November 28, 1994, he was beaten to death by an inmate at the Columbia Correctional Institution, where he had been incarcerated.
John Backderf zat op school met Dahmer. Deze My Friend Dahmer is de 28-bladzijden-eerste-versie van een verhaal waar hij uiteindelijk een langer boek van gemaakt heeft.
Kort, ruw, een banaal verhaal, en geen pagina waar je niet denkt there but for the grace of God...
Spooky. Ik zoek eens naar de uitgebreide versie.
Ik dacht: “Ik zou wel eens beginnen lezen aan de nieuwe Resurrection Man, nu hij toch opnieuw gecanceled is”. Maar toen dacht ik: “Zou ik niet eerst eens de oorspronkelijke Resurrection Man lezen, wegens alsdat ik daar namelijk goede dingen over gehoord had?”
Een man wordt wakker nadat hij neergeschoten is. Hij had dood moeten zijn, en blijkt: hij was ook dood. Hij weet in eerste instantie niet wie hij is, maar beetje bij beetje puzzelt hij zijn verleden bij elkaar: hij was Mitch Shelley, een advokaat voor Schlechte Mensen, en hij was een tijd geleden ook al eens vermoord.
En dan wordt hij weer gedood, en opnieuw, en opnieuw. En telkens wordt hij weer wakker, binnen seconden of minuten, met een nieuwe kracht, gerelateerd aan de manier waarop hij dood ging. Valt hij uit een vliegtuig, kan hij plots vliegen, dat soort dingen.
Zo ongeveer de helft van de nummers van de eerste reeks gaat over Shelley's zoektocht, en hoe hij te weten komt wie hem waarom gedood heeft, en hoe hij aan zijn mysterieuze gave geraakt is.
En dan gaat het een stapje verder en is hij eventjes een Echte Superheld, in de JLA dan nog wel, tot hij dat voor bekeken houdt wegens toch niet echt zijn ding. En dan gaat het over origin stories en is hij of is hij niet Immortal Man, en moet ik toegeven dat mijn aandacht bij momenten verslapte.
Maar die eerste boeken vond ik dus wel heel degelijk. En verfrissend, een superheld die gewoon dood gaat — zelfs al wordt hij bijna meteen weer levend.
Een kat in een zak. Een kat in een verdomde zak. Kijk, dit is de blurb van het boek:
The very far future: The Galaxy is a drifting wreck of black holes, neutron stars, chill white dwarfs. The age of star formation is long past. Yet there is life here, feeding off the energies of the stellar remnants, and there is mind, a tremendous Galaxy-spanning intelligence each of whose thoughts lasts a hundred thousand years. And this mind cradles memories of a long-gone age when a more compact universe was full of light...The 27th century: Proxima Centauri, an undistinguished red dwarf star, is the nearest star to our sun - and (in this fiction), the nearest to host a world, Proxima IV, habitable by humans. But Proxima IV is unlike Earth in many ways. Huddling close to the warmth, orbiting in weeks, it keeps one face to its parent star at all times. The ‘substellar point', with the star forever overhead, is a blasted desert, and the ‘antistellar point' on the far side is under an ice cap in perpetual darkness. How would it be to live on such a world? Needle ships fall from Proxima IV's sky. Yuri Jones, with 1000 others, is about to find out...PROXIMA tells the amazing tale of how we colonise a harsh new eden, and the secret we find there that will change our role in the Universe for ever.
Eden
damned
Liberty Meadows is een opvangtehuis voor dieren. Brandy is er dierenpsychiater, Frank is er dierenarts. Frank is verliefd op Brandy maar durft het haar niet te zeggen. En dan lopen er ook nog dieren rond: Ralph de dwergcircusbeer, Leslie de hypochondrische kikker, Truman de eend en zijn teckel Oscar, Dean het male chauvinistic pig, een psychotische koe met gekkekoeienziekte, Khan de reuzenmeerval.
Uh huh, ja.
Een mengeling van pin-ups (Brandy) en Rubrique à Brac (Frank Cho's alter ego is een chimpansee die zijn lezers rechtstreeks aanspreekt en mij heel de tijd aan Professeur Burp doet denken) en Calvin & Hobbes: them's all good eats.
Zo begint Riddley Walker:
On my naming day when I come 12 I gone front spear and kilt a wyld boar he parbly ben the las wyld pig on the Bundel Downs any how there hadnt ben none for a long time befor him nor I aint looking to see none agen. He dint make the groun shake nor nothing like that when he come on to my spear he wernt all that big plus he lookit poorly. He done the reqwyrt he ternt and stood and clattert his teef and made his rush and there we wer then. Him on 1 end of the spear kicking his life out and me on the other end watching him dy. I said, ‘Your tern now my tern later.' The other spears gone in then and he wer dead and the steam coming up off him in the rain and we all yelt, ‘Offert!'
Walker is my name and I am the same. Riddley Walker. Walking my riddels where ever theyve took me and walking them now on this paper the same.
I dont think it makes no diffrents where you start the telling of a thing. You never know where it begun realy. No moren you know where you begun your oan self. You myt know the place and day and time of day when you ben beartht. You myt even know the place and day and time when you ben got. That dont mean nothing tho. You stil dont know where you begun.
fenced towns
the Mincery
Eusa show
time back way back
Puter Leat
Littl Shyning Man the Addom
connexion man
Eusa show
At the very end of the original Planet of the Apes movie, the astronaut played by Charlton Heston escapes from the ape-dominated society and rides off along the deserted shoreline. He hasn't got too far when he encounters the Statue of Liberty buried up to its neck in the sand, and realises (as do the film's audience) that what he thought was an alien planet is in fact our own earth in the distant future. In my view this shocking image, coming as it did at the end of that most Promethean of decades, the 1960s, was a kind of tocsin, alerting humanity to the folly of its quest for immortality and the stars. Riddley Walker presents the reader with the opportunity to experience this uncanniness for page after page. Feel free to marvel.
On my naming day when I come 12 I gone front spear and kilt a wyld boar he parbly ben the las wyld pig on the Bundel Downs any how there hadnt ben none for a long time befor him nor I aint looking to see none agen. He dint make the groun shake nor nothing like that when he come on to my spear he wernt all that big plus he lookit poorly. He done the reqwyrt he ternt and stood and clattert his teef and made his rush and there we wer then. Him on 1 end of the spear kicking his life out and me on the other end watching him dy. I said, ‘Your tern now my tern later.' The other spears gone in then and he wer dead and the steam coming up off him in the rain and we all yelt, ‘Offert!'
Walker is my name and I am the same. Riddley Walker. Walking my riddels where ever theyve took me and walking them now on this paper the same.
I dont think it makes no diffrents where you start the telling of a thing. You never know where it begun realy. No moren you know where you begun your oan self. You myt know the place and day and time of day when you ben beartht. You myt even know the place and day and time when you ben got. That dont mean nothing tho. You stil dont know where you begun.
fenced towns
the Mincery
Eusa show
time back way back
Puter Leat
Littl Shyning Man the Addom
connexion man
Eusa show
At the very end of the original Planet of the Apes movie, the astronaut played by Charlton Heston escapes from the ape-dominated society and rides off along the deserted shoreline. He hasn't got too far when he encounters the Statue of Liberty buried up to its neck in the sand, and realises (as do the film's audience) that what he thought was an alien planet is in fact our own earth in the distant future. In my view this shocking image, coming as it did at the end of that most Promethean of decades, the 1960s, was a kind of tocsin, alerting humanity to the folly of its quest for immortality and the stars. Riddley Walker presents the reader with the opportunity to experience this uncanniness for page after page. Feel free to marvel.
Het moment dat ik het uitgelezen had, vond ik het bijzonder enorm zeer zeer goed. Met een dag afstand, ben ik wat gemengder.
Ik was ontroerd op het einde, en over het algemeen onder de indruk. Er waren ook wel momenten dat ik vond dat het allemaal wat sneller mocht gaan.
Van Reybrouck doet veel met oral history en interviews, wat bijzonder fijn is: talloze interviews met honderdjarigen, van Nederland over Indonisië tot Japan en zelfs in Nepal. Maar er waren ook wel momenten dat ik het gevoel had dat het enorm interessant moet geweest zijn voor de auteur zelf, maar dat ik de toegevoegde waarde niet echt zag (die mensen in Nepal, om maar iets te zeggen). En er waren ook momenten dat ik de indruk had dat die mensen wel heel hard op hun woord geloofd werden.
Euh ja, nog een boek van Abercrombie.
Ik ga niet liegen en zeggen dat het beter is dan de First Law-trilogie, maar het is zeker niet slechter. Er zijn stukken en onderdelen waar het nóg een tandje bijsteekt, en er zijn stukken en onderdelen waar hij een paar steken laat vallen — vooral, vind ik, waar hij net iets te veel speelt met de vierde muur.
Maar wat ten allen tijde overeind blijft, zijn de personages. Twee ervan, Nicomo Costa en Caul Shivers, zijn afgriebelijk goed hernomen uit de trilogie hierboven, worden uitgediept dat het geen naam heeft.
Eén is naar mijn goesting maar bij het haar gesleept uit de vorige trilogie. En het hoofdpersonage, Monzcarro “Monza” Murcatto, lijkt op een kruising tussen het Uma Thurman-personage uit Kill Bill en Ash uit A Secret History.
Aangeraden, het boek, dat spreekt.
Dit is waar ik bij mijn eerste doorlezing een tijd gestopt was met The Malazan Book of the Fallen, denk ik. Erikson maakt het een mens ook niet gemakkelijk: deel vijf van de reeks heeft weinig of niets te maken met de eerste vijf delen, en het is pas ergens zeer diep in het boek (hoofdstuk 12, rond het midden) dat duidelijk wordt hoe de omgeving van het boek past in de wereld — dat “the Errant” een collectieve naam voor de Forkrul Assail is, dat er ook hier massieve ruzie was tussen T'Lan Imass en Jaghut, en dat het hier allemaal gaat om de nazaten van Tiste Edur en een nieuw volk, de Letherii.
En gedoe met the Crippled God, en dat Hood blijkbaar geen plaats heeft op Lether, en zoals bijna altijd Elder Gods die zich voordoen als gewone mensen.
Oh, en een krijger die met zijn broers er op uit wordt gestuurd om een magisch zwaard te vinden voor zijn koning, maar dan blijkt dat de jongere broer het kwestieuze zwaard aanraakt — wat hij expliciet niet mocht doen — en dan wordt die jongste zoon op gruwelijke wijze onsterfelijk (thanks, Crippled God!) en kroont hij zichzelf keizer.
En nog allemaal andere onsterfelijke of ondode karakters, waaronder één die echt niet liever wil dan enorm griezelig zijn en mensen bang maken, en zeer graag lange nagels zou kopen en puntige tanden.
Om te zeggen dat het bij momenten zeer grappig is, en bij momenten zeer pakkend, maar ik heb het moeilijk gehad, en het heeft lang geduurd eer het uit was. Er zitten stukken in die vintage Erikson zijn en zeer aangenaam om lezen, maar ik had meer dan eens het oncomfortabele gevoel dat hij gewoon moeilijk aan het doen was om moeilijk te doen.
Boek zes en zeven zijn hier een rechtstreeks vervolg op, dat maakte ze voor zover ik me herinner ook minder lastig. Serieus: een reeks schrijven en dan op het einde van boek vier alles in medias res laten staan, en een volledig ander verhaal beginnen in boek vijf. Trr.
Het kabbelt voort en het kabbelt voort, en soms weet een mens niet meer goed in welk deel van welk continent we nu precies zijn, maar hoofdstuk na lang hoofdstuk worden de personages echter en echter, en dan bam! zijn we aan vier vijfden van het boek begint de actie, en dan is het een onneerlegbaar boek.
Drie boeken zijn we ver, en nu pas wordt het min of meer een beetje duidelijk wat er allemaal aan het gebeuren is achter de schermen.
Opnieuw een boek vol oorlog, en nog meer dan in de vorige boeken zien we verschillende perspectieven: van verschillende generaties goden over quasi-onsterfelijke wezens over generaals en high mages tot toevallige helden en soldatenvoetvolk.
Mensen en wezens die goed doen en slecht doen, met motivaties en achtergronden, niet te zwart-wit, zeer bijzonder goed. De enige reden om dit niet te lezen zou zijn omdat het veel werk is — een goeie drieduizend bladzijden voor de eerste drie boeken — maar de laatste paar honderd bladzijden alleen al maken het allemaal meer dan waard.
Jawel, véél beter dan Iron Man Noir. Het ligt er ongetwijfeld aan dat Daredevil zich veel beter leent tot film noir-achtige toestanden, wegens veel grimmiger en menselijker en dichterbij dan de superrijke miljardair Tony Stark.
Nu ja, “veel beter leent”: Murdock en Foggy zijn prové-detectives, en ze hebben wat andere kledij en er rijden andere auto's rond, maar voor de rest had het min of meer een klassiek Daredevil-verhaal kunnen zijn.
Niet dat daar iets verkeerd mee is, natuurlijk. En de tekeningen zijn uitstekend.
Feastdance, A Feast with Dragons, A Dance for Crows: noem het hoe ge wilt. Wat het is, is hoe deel vier en vijf van A Song of Ice and Fire zouden moeten gelezen worden.
Het verhaal is bekend: GRRM was begonnen aan deel vier, en het bleef maar groeien, en groeien, en groeien, en iedereen werd ongeduldig, en het lukte maar niet om alles af te ronden zoals hij het wou afronden – en dus besloot hij maar om het boek in twee te splitsen.
Niet chronologisch in twee, want het grootste deel van boek vijf loopt parallel met boek vier. Ook niet thematisch, want de thema's lopen over en door de twee boeken heen. Wel op basis van de personages, grotendeels. De afweging was: vertel ik in boek vier ongeveer de helft van het verhaal voor (bijna) alle personages, of (bijna) het hele verhaal voor ongeveer de helft van de personages.
Het is dat tweede geworden: het minste kwaad, dacht Martin. Begrijpelijke, maar vooral spijtige zaak, want de twee boeken zijn vele (véle) keren beter als ze samen gelezen worden.
Wie de boeken nog niet gelezen heeft, rep u naar hier om te leren hoe ze zouden moeten gelezen worden. Wie de boeken wél al gelezen heeft, haast u naar hier om te zien hoe Sean T. Collins (en Stefan, en vele anderen) de twee in elkaar gestoken hebben.
Ik kan niet zeggen hoe content ik ben van mijn ikweetnietmeerhoeveelste herlezing.
—-
Bij herlezing in 2018: ‘t is echt wel de moeite om het ook nog eens apart te lezen.
“Hazed” is to comics what “Heathers” and “Mean Girls” are to film, zegt de achterflap.
Ik kreeg vooral een gevoel van Life and Loves of a She-Devil meets sorority life maar dan in een zééér light-versie. Feminisme-van-den-Aldi.
En het is allemaal zó ver van mijn bed dat ik er geen minuut in kon komen.
Pijnlijk ongrappig, ook.
Peter is een ex-alcoholieker die parochiepriester geworden is, ergens in Engeland. We zijn ergens in de niet-zo-verre toekomst, en een soort mega-coporatie, USIC, doet allerlei.
Onder meer ook het uitbaten van een kolonie (maar noem het geen kolonie, noem het een “gemeenschap”) op een verre planeet, “in partnerschap” met een intelligent ras.
Peter en zijn vrouw doen, met vermoedelijk veel andere kandidaten, mee aan een selectieprocedure om Christen missionarissen te worden op die planeet, Oasis. Peter is geselecteerd, zijn vrouw niet.
(De reis er naartoe is niet zwaar uitgelegd, maar het duurt niet lang, en er is een manier om e-mail-achtig in bijna-real-time te communiceren tussen Aarden en Oasis.)
Peter komt toe, en na een periode van acclimatiseren, gaat hij voor het eerst naar de dichtsbijzijndste stad van de aliens. Zijn teamgenoot deeld medicijnen uit, de inboorlingen (“Oasans”) geven er voedsel voor in de plaats, het wordt duidelijk dat Peter een priester is, en dan gebeurt dit:
The Oasan reached out one hand, and, with an unmistakably tender motion, stroked Peter's cheek with the tip of a glove. ‘We pray Jeสีuสี for your coming,' he said.
[...]
‘The book? You have the book?' the Oasan repeated.
‘Uh . . . not on me right now,' said Peter, chastising himself for leaving his Bible back at the base. ‘But yes, of course. Of course!'
The Oasan clapped his hands in a gesture of delight, or prayer, or both. ‘Comforรี่ and joy. Glad day. Come back สีoon, Peรี่er, oh very สีoon, สีooner than you can. Read for uสี the Book of สีรี่range New Thingสี, read and read and read unรี่il we underสีรี่and. In reward we give you . . . give you . . . ' The Oasan trembled with the effort of finding adequate words, then threw his hands wide, as if to indicate everything under the sun.
Sometimes, I feel as though your leaving caused things to fall apart.
vermoed
literatuur