Paasvakantie! Geen school voor de kinderen! Er was een vriendin van Zelie in huis, en plots was er besloten om naar een film te gaan, en wel Divergent.
Ik had de naam al vaag gehoord, maar geen idee waar het over ging. “Iets met science fiction”, werd mij verzekerd, dus hey, waarom niet, dacht ik.
Het begon goed in de cinema, met een soort voorfilmpje voor Divergent zélf, net voor de film. Ik probeer zoveel mogelijk voorfilms te vermijden, dus ik zat daar met mijn ogen dicht en mijn vingers in mijn oren – proper, ongetwijfeld.
Afijn. De film bleek een soort kruising tussen Logan's Run en Hunger Games en dergelijke te zijn. Niet per se slecht, niet per se goed, maar wel intrigerend genoeg om mij zin te geven om het vervolg te weten te komen, en dus om het boek van de film te lezen en dan de vervolgen op het boek van de film.
Neen, ik heb niet veel nodig, neen.
En dus: Divergent, het boek. Dat blijkt onduidelijker en verwarder te zijn dan de film. Ik vond het boek minder goed dan de film, ja.
Niet omdat de film zo uitstekend goed is, maar omdat ik het boek gewoon niet goed vond. Spijtig.
Divergent speelt zich af in één stad, ergens in een onbestemde periode na een onbestemde catastrofe, en het is duidelijk dat er een soort sociaal experiment aan de gang is. Mensen worden opgedeeld in facties: Abnegation, Amity, Candor, Dauntless en Erudite, op basis van een test en eigen keuze. De grote meerderheid van de mensen passen exact in zo'n factie (ze zijn zelfopofferend, vredelievend, radikaal eerlijk, avontuurlijk of intelligent), het hoofdpersonage –uiteraard– past niet in één vakje, is “divergent”, een gevaar, tralala.
Ik snap wel dat het een boek voor tieners is, maar het had er toch een béétje minder vingerdik op mogen liggen.
Hoofdpersonage Beatrice (Tris) gaat van Abnegation naar Dauntless (in een soort sorting hat-ceremonie), blijkt na een tijdje natuurlijk uitstekend te zijn in al wat ze doet, wordt verliefd, spannende avonturen, zucht, geeuw.
De film steekt er tenminste nog een beetje Matrix-achtigs in, met simulaties waar Tris de simulatie om zich heen buigt, maar in het boek gaat het er gewoon om dat ze weet dat ze in een simulatie zit, en dat haar hartslag dus naar beneden gaat, en da's al waar de test op wacht. Ik ben geen fan van mevrouw Roths schrijfstijl, maar daar nog helemaal naast: ik ben een beetje allergisch aan slecht uitgedachte werelden.
Het materiaal, in het bijzonder de wapens en de hoogtechnologische dingen, kunnen duidelijk niet gemaakt zijn in enkel die ene stad. Het aantal inwoners is véél te klein voor een samenleving zoals omschreven. Het sociale experiment kan duidelijk alleen overleven als er ergens een Big Brother is die het leidt, de potentie voor chaos is daar veel te groot voor, en de manier waarop de macht verdeeld is, is totaal het tegengestelde van wat een mens zou verwachten. En er is een enorme muur rond de hele stad, dat alleen al is voldoende om al vanaf het eerste boek (of de film) te wéten dat we buiten die muur gaan kijken.
Het leest als een inderhaast uitgevonden wereldje, zonder geschiedenis, zonder bestaansreden, zonder maatschappij. Die Dauntless, waar het overgrote deel van het boek zich afspeelt, lijkt op niet veel meer dan een straatbende die bezigheidstherapiegewijs rondlummelt op trams. Ja, er wordt ons wel gezégd dat ze “de orde handhaven”, maar het is absoluut onduidelijk waar er conflict zou kunnen zijn in het ideale wereldje.
Ugh, tegenstekelijk slecht. En zo prekerig! Hopen dat het vervolg beter is.
De eerste boeken die ik uitleende in de volwassenenbibliotheek: Jack Vance's vijf Duivelprinsen, en iets spionage-achtigs. Ik weet begot niet meer wat het precies was, maar ik herinner me wel dat ik het wou lezen omdat de Engelse versie bij ons thuis lag, ze er bijzonder indrukwekkend van cover uitzag, en ik toen geen Engels kon lezen.
Ik weet er verder niets meer van – ik vermoéd dat het John Le Carré's Tinker Tailor Soldier Spy was, en da's zelfs voor een volwassen persoon die weet wat er allemaal aan de hand is niet zo evident – maar wat ik me herinner, is hoe fascinerend ik de hele atmosfeer van spionnen vond.
Een paar jaar later stond er in Humo naar aanleiding van de één of andere verjaardag een hele reeks over Kim Philby en Maclean en Burgess, en the Cambridge Five en de Third Man, en ook dat vond ik fantastisch.
Declare speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog, en vlak na de oorlog, en dan in 1963. Het is een secret history, een ingebeelde versie van wat-had-kunnen-zijn, opgehangen aan de echte mijlpalen in het leven van Kim Philby. Vertellen over het plot is het boek verbrodden, maar het is serieus wijs. Powers slaagt erin om de geschiedenis van Rusland en Engeland sinds de jaren 1880, de berg Ararat (ja, van de Ark van Noah), Lawrence of Arabia, prins Faisal, de Britse, Franse, Russische, Amerikaanse en Tsaristische geheime diensten, Armeniërs, Arabieren en bovennatuurlijke dingen met elkaar te verweven.
En het spannend te maken.
Dit was zo'n boek dat ik extra-traag gelezen heb omdat ik er zo van genoot.
Het is 9/11/2001. Twee vliegtuigen vliegen in de Twin Towers, een derde vliegtuig boort zich in het hoofdkwartier van het ministerie van defensie, een vierde vliegtuig wordt door de passagiers gecrashed in een veld, op weg naar de residentie van de president.
9/11, maar dan wel 9 november en niet 11 september. En de torens staan niet in New York maar in Baghdad. En de terroristen die de aanslag claimen zijn niet Al Qaeda, maar de World Christian Alliance, een groep Noord-Amerikaanse white supremacists uit de Rocky Mountain Independent Territories, één van de vele staten en staatjes in Noord-Amerika.
In Mirage is het point of divergence met onze geschiedenis ergens rond het einde van de negentiende eeuw. Een resem staten in het Midden-Oosten scheuren af van het Ottomaanse Rijk en vormen de Arabische Liga, een losse federatie van staten. Ze beginnen meteen tegen elkaar te vechten; het Ottomaanse Rijk ziet zijn kans om zijn gebied te heroveren, maar dat valt tegen: de Arabische Liga coalesceert rond de gemeenschappelijke vijand, en onder leiding van een vers onafhankelijk Egypte en het Huis Van Saud, verslaan ze de Ottomanen.
Na die overwinning komen alle partijen samen in Egypte, en daar vindt het “mirakel van Alexandrië” plaats: tegen alle verwachtingen in slagen ze erin om hun interne verschillen opzij te zetten en vormen ze de Verenigde Arabische Staten, “één natie onder God”. Bij de oprichting bestaan de VAS uit Arabië, Bahrein, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, Irak, Jordanië, Koeweit, Libanon, Oman, Palestina, Qatar, Syrië en Yemen, en het religieuze district Mecca-MEdina. De hoofdstad is oorspronkelijk Caïro, maar na een paar jaar wordt het Riyadh.
Het nieuwe land is ideaal geplaatst om de internationale handel te controleren, met onder meer het Suezkanaal, en als er in 1910 olie ontdekt wordt, is het helemaal in orde.
Ondertussen in Europa: crisis, chaos en oorlog. In 1930 breekt een oorlog uit tussen ruwweg Europa en Azië; de VAS blijven eerst neutraal, maar als de Duitsers en Italianen de moslims van Noord-Afrika bedreigen, en als Japan Maleisië en Indonesië binnenvalt, komt daar een einde aan. In 1941 verklaren de Verenigde Arabische Staten de oorlog aan de asmogendheden. Tegen 1943 hebben ze Libië, Tunesië, Algerije, Marokko en Mauretanië bevrijd, die meteen nieuwe staten worden in de VAS.
In 1943 landen ze op de stranden van Zuid-Frankrijk, terwijl geallieerde Arabische, Perzische, Turkse en Koerdische troepen Rome bevrijden, en terwijl het Russisch Orthodox Leger zijn eigen offensief lanceert tegen het Duitse Oostfront. In Zuid-Oost-Azië bevrijden Arabieren en Indische troepen de Indonesische archipel en de Filippijnen; in augustus 1945 geeft Japan zich over, nadat ze een derde atoombom op Tokyo hebben geïncasseerd. En in december 1946 wordt Adolf Hitler onthoofd in Nürenberg.
In 1948 wordt Israël opgericht, in ruwweg de noordelijke helft van vroeger Duitsland. Jaren 1950: de Koude Kruistocht begint. Jaren 1960: eerste moslim op de maan, Somalië en Soedan vervoegen de VAS. Jaren 1970-90: Christenen, vooral Noord-Amerikaanse Evangelische Christenen, radikaliseren. Israël blijft een eiland van Arabische bondgenoten in een steeds extremer wordend Europa. En dan is er de Mexicaanse Golfoorlog. Waarbij de VAS Noord-Amerika binnenvalt. En uiteindelijk de aanslag op de Torens in Baghdad.
*
So far, so good
point of divergence
Mirage
Ik heb [b:Kitchen Confidential: Adventures in the Culinary Underbelly 33313 Kitchen Confidential Adventures in the Culinary Underbelly Anthony Bourdain https://images.gr-assets.com/books/1433739086s/33313.jpg 4219] graag gelezen, en ik zie die mens graag bezig op tv.Medium Raw is een vervolg op Kitchen Confidential: nog altijd even stream of consciousness, maar wel van een volledig andere mens. Waar het eerste boek geschreven is door iemand die beseft dat hij ergens in de veertig is, en dat hij geboren is met alle mogelijke kansen en mogelijkheden, maar dat hij na een hele reeks verkeerde keuzes (gemakszucht, drugs, drank) eigenlijk in een doodlopende straat, is dit een boek van iemand die totaal onverwacht zijn wildste dromen kan waarmaken.Hij werd een bekende Amerikaan, kreeg tv-programma's, reisde de wereld af, werd vrienden met de grootste koks ter wereld. En ergens tussen dan en nu is heeft hij zijn leren vest aan de haak gehangen, heeft hij een gezin geticht, en is hij milder geworden. Op simmige vlakken, dan toch.Bourdain is op zijn best als hij observeert, of het nu de ochtend van een visfileerder in een sterrenrestaustarant is, of die keer dat hij (post-beroemd-worden) het nadir had bereikt ergens in een subtropisch paradijs, en met een ‘rich bitch' de wereld van échte rijke mensen zag.En voor de rest meandert het. Meandert het zeer veel. Maar is het wel wijs om lezen.
Het enige voordeel dat het boek heeft, is dat het snel uitgelezen is. Maar mocht die stapel papier veroorzaakt zijn door een andere schrijver dan Mulisch in een ander taalgebied dat het onze, er zou niets meer van overblijven.
Gekunsteld, hoogdravend, houterig, breedsprakerig, betweterig, Magnum Opus my ass. De arrogantie van Mulisch (”kijk eens hoe veel ik weet! zie eens hoe handig ik een filosofische roman met een psychologische roman met een sleutelroman met een avonturenroman verweef! 65 hoofdstukken–is het iemand al opgevallen dat ik dit jaar precies 65 ben?! lijk ik zo niet een beetje op Dante?”) druipt van elke pagina af. Officier in de Orde van Oranje-Nassau indeed. Zilveren Erepenning van de Stad Amsterdam, ‘t is wat.
Het plot is achterlijk (lees gerust maar de samenvatting na), zelfs de onderdelen hebben een kinderachtige naam (”het begin van het begin”, “het einde van het begin”, “het begin van het einde” en –wait for it, wait for it– “het einde van het einde”). De driehoek Onno/Ada/Max is ongeloofwaardig, het hele hoofdstuk Cuba is van een aan het onwaarschijnlijke grenzende saaiheid, deel twee (einde van het begin dus) is bij nader inzien compleet overbodig, wellicht was de situatie rond Ada in deel drie nuttig maar ik zou niet weten waarom, de jonge Quinten is een karikaturale non-persoon, de iets oudere Quinten een etter van een non-persoon, en de hele ontknoping leest als Umberto Eco maar dan in zeer dunne spoeling. En als men in het woordenboek naar une fin en queue de poisson gaat kijken, staat daar een hyperlink naar het einde van De ontdekking van de Hemel (het einde van “het einde van het einde”, als het ware, ha ha).
Om nog niet te spreken van de hele pseudo-wetenschappelijke klaptrap (Mulisch zou niet nalaten te vertellen dat dit een anglicisme is, dat het oorspronkelijke woord, claptrap, in 1799 voor het eerst gebruikt werd en zoveel betekent als “pretentieuze nonsens”): ontcijfering van het etruskisch! De discos van Phaistos! Quasars! DNA! Kijk eens hoe eclectisch mijn kennis!
Mulisch denkt zich duidelijk zowel thuis te voelen in gevoelens en persoonlijkheden als in wetenschap en filosofie, maar helaas: in het lichtere werk (het begin van “het begin van het begin”) klinkt alles gekunsteld en geforceerd, in de wetenschap laat hij steken vallen (met de discos van Phaistos als voorbeeld), in de grote ideeën is hij ondraaglijk hoogdravend, en op het einde van het boek weet de lezer niets meer over de personages dan in het begin.
Niet dat het die lezer dan nog wat kan schelen, want alvast mijn interesse was hij al lang voor het einde kwijt.
Afrader. Laten liggen. Lees Use Of Weapons of, als het echt moet, nog maar eens The Name of the Rose in de plaats.
Jernau Morat Gurgeh speelt spelen. Bordspelen in twee of drie of meer dimensies, kaartspelen, combinaties van allerlei. Hij is beroemd, één van de beste zoniet de allerbeste in wat hij doet in de hele Culture, en hij begint zich wat te vervelen.
En dan vraagt de Special Circumstances-afdeling van de Contact-afdeling die zich bezighoudt met contact met (en inmenging in) niet-Culture-culturen of hij geïntereseerd zou zijn in een missie. Ze vertellen hem niet meer, en ‘t is pas nadat een oude vriend van hem die uit die Special Circumstances gegooid is, hem chanteert, dat hij instemt om mee te werken.
De opdracht: reis naar het Rijk van Azad, twee jaar ver weg, en speel er het gelijknamige spel, Azad. Azad (het spel) is ongelooflijk complex, en het komt er min of meer op neer dat de hele maatschappij van het Rijk Azad in het spel terugkomt. E ook omgekeerd: het spel houdt het Rijk al milennia op de been, de winnaar van het spel wordt uiteindelijk keizer.
Gurgeh studeert twee jaar op Azad, en begint aan het grote x-jaarlijkse toernooi. Iedereen gaat ervan uit dat hij quasi kansloos is – de allerbeste Azad-spelers doen er heel hun leven over om het spel te leren – maar uiteindelijk blijkt dat hij het onverwacht goed doet.
Hij speelt in naam van en voor de Culture, maar moet zich ook helemaal inleven in een voor hem volledig vreemde wereld. Gurgeh is quasi emotieloos en lijkt koud, maar alle plotwendingen in het boek hebben te maken met zijn emoties: schaamte omdat hij nodeloos vals speelde doet hem uiteindelijk naar Special Circumstances stappen, woede over het onrecht in Azad doet hem een cruciale wedstrijd winnen, en ook het einde heeft te maken met de reis die hij in zijn hoofd aflegt.
Allemaal niveaus, allemaal dingen. Culture is space opera, wordt er dan gezegd, en dan verwachten we grote troepenbewegingen en a plot of thousands. Dit is een klein verhaal: een aantal personages vóór Gurgeh vertrekt, een kleiner aantal personages als hij vertrokken is en aan het spelen is, en geen locaties om van te spreken buiten zijn huis, een ruimteschip, de plaats waar er gespeeld wordt, en het keizerlijk paleis waar de finale gespeeld wordt.
Zeer goed, maar niet uitstekend.
Het was hetzelfde gevoel als in, mmmm... 1983, toen ik dronken van bijna-volwassenheid mijn eerste boeken in de volwassenenbibliotheek ging uitlenen. Om de één of andere reden had ik thuis van alle duzende volwassenenboeken die er stonden alleen nog maar science fiction gelezen, maar in de openbare bibliotheek vond ik in de rayon science fiction alleen maar dingen die we thuis al hadden en die ik al gelezen had.
Thuis waren ze grotendeels in Franse vertaling, en dat viel eigenlijk beter mee dan veel van de Nederlandse vertalingen, vol Hollandsismen en vreemde znswendingen. Bruna en Meulenhoff SF hadden een aantal degelijke Jack Vances en Michael Moorcocks, maar de afdeling SF en Fantasy (het etiket: vier bollen van afnemende grootte boven en in elkaar, als de staart van een Bibendum mocht die een staart gehad hebben) was snel uitgelezen.
En dus moet het ergens in de loop van 1983 zijn dat ik verder keek, en de spionageromans ontdekte. The Bourne Identity was de eerste, en ‘t was meteen raak. Vast-ge-haakt van begin tot einde.
Ik heb uiteraard meteen de hele rayon uitgelezen, en dan thuis ook maar verder gedaan (inclusief de Verboden Vruchten van Gérard de Villier, mhuhuhu). Ales van Ludlum gelezen en blijven volgen, en Le Carré, en Len Deighton, en zoveel andere, en op zes jaar tijd meer gelezen over Koude Oorlog en Tweede Wereldoorlog dan ik me nu eigenlijk nog kan herinneren.
Dat is allemaal min of meer gestopt toen ik naar de universiteit ging, in het optimisme van De Muur Is Gevallen, en dan in de sombere realisatie, geen twee jaar later, dat het allemaal naar de kloten was, de droom van een vreedzaam Europa.
Vandaar dat ik Fatherland nooit gelezen had. Natuurlijk dat ik wist waarover het ging, ‘t is tenslotte een klassieker van de alternatieve geschiedenis (tiens, besef ik net, ik ben zwaar althist beginnen lezen net rond de periode van de oorlog in Joegoslavië, een psychanalyst uit de jaren 1960 zou er wellicht iets van kunnen maken), maar nooit verder dan het begin geraakt.
Geen idee waarom, eigenlijk, want toen ik het vanavond begon te lezen was ik vanaf de eerste pagina gegrepen, en heb ik het in één ruk door helemaal uitgelezen.
Om maar te zeggen dat het een uitstekend boek is, dat zich afspeelt in 1964, in de week voor de 75ste verjaardag van Adolf Hitler in een Duitsland dat de oorlog gewonnen heeft. Waar een ogenschijnlijke doordeweekse verdrinkingsdood het begin is van een bijzonder spannend verhaal.
Kopen, en lezen, mocht dat nog niet gebeurd zijn.
Waar een paar dagen vakantie allemaal goed voor zijn: het gaat vooruit, boeken lezen als er niets anders te doen is. Het helpt ook dat ik ‘s morgens niet moet wakker worden, en dat ik dus tot een stuk in de nacht kan lezen.
Dit is wat ik genoteerd had toen ik het de eerste keer las:
Deel drie, en meer van hetzelfde laken als deel twee. Leest als een TGV.
Nog altijd niets verrassends, of beter; écht verrassends, maar hey, dààr lezen we Kevin J. Anderson toch niet voor?
Anthony Bourdain is een sympathieke mens. 't Is te zeggen: hij komt over als een echte mens, op zijn televisieprogramma's die ik voor zover ik kon, allemaal bekeken heb.
Ik had Kitchen Confidential ook al een tijd geleden gelezen, maar toen ik onlangs op Audible terechtkwam op zoek naar iets anders, kwam het in mijn recommendations — ik vermoed omdat ik het boek op Amazon gekocht heb, jaren en jaren geleden, maar wie weet was het wel omdat ik net een paar kookboeken gekocht heb bij Amazon.
Nu eens noir, dan weer stream of consciousness, dan pure poëzie, en dan hilarisch, en dan schrijnend: het verhaal van een rijkeluiszoon die verliefd wordt op eten, vakantiejobs in restaurants doet, en uiteindelijk uit nijd naar de koksschool gaat en professioneel chef wordt.
Maar niet vooraleer hij de hele voedselketen van de restaurantwereld doorlopen heeft, hectoliters drank verzet heeft, containers sigaretten, een cocaïne- en heroïneverslaving opgedaan en verslagen heeft, en een heel spoor van failliete restaurants achter zich heeft gelaten.
Dit is een boek dat iedereen die ooit met eten of met restaurants te maken heeft, zou moeten lezen.
Bart Ehrman geeft een korte introductie tekstkritiek van de Bijbel. Het begint met een kort overzicht can de verschillende geproduceerde soorten tekst (evangelies, brieven, apokalypsen, ...), het vervolgt met een korte bespreking van de redenen waarom sommige mensen sommige dingen vervormden of toevoegden en het paradoxale gegeven dat de vroegste teksten vaak het meest van elkaar afwijken (ook omdat de copyisten geen professionals zijn).
Er staan interessante stukjes in over het hoe en waarom sommige (stukken van) brieven van Paulus niet van Paulus zijn, stukken Marcus zeker niet Marcus zijn (wie Marcus ook geweest was), dat soort zaken.
't Is kort, 't is weinig controversieel, 't is interessant voor wie er nog nooit echt bij had stilgestaan. Het boek in zijn geheel hangt ook rond het verhaal van Bart Ehrman, die vertelt hoe hij van een hardcore gelovige christen via onderzoek en tekstkritiek een gewone gelovige werd en uiteindelijk ook dat niet meer.
Niet dat mij dat per se stoorde, maar het had er niet gemoeten.
Het begint met de naam van het hoofdpersonage, die niet zijn echte naam is omdat namen dingen zijn die tegen u kunnen gebruikt worden: Bob Oliver Francis Howard. En het gaat verder met de ene na de andere referentie die wel lijkt gemaakt voor triestigaards gelijk mij, opgebracht op computers en science fiction en spionageromans en Lovecraft.
En het is niet dat Stross heel de tijd bofh, get it? get it? zegt, wel integendeel, en dat maakt het zo fijn om lezen.
Niet, haast ik mij te zeggen, dat dit een uitstekend of zelfs een goed boek is: het voelt allemaal wat gemaakt aan, meer een opeenvolging van kunstjes en set pieces dan een boeiend verhaal. Maar het hart van Stross zit op de juiste plaats, en voor mij was de epiloog, een essay over spionageromans en horrorverhalen, en hoe het ene eigenlijk het andere is, zowat evenveel de moeite als de novelle en het extra verhaal dat er bij zat.
En meer dan het verhaal en de gimmicks, is de wereld de moeite waard: een wereld waar contact met buiten-wereldse entiteiten (noem ze “demonen” voor het gemak) mogelijk is, onder welbepaalde omstandigheden, die weliswaar wetenschappelijk verantwoord zijn, maar dan van het type “any sufficiently advanced technology”, met “technology” vervangen door “mathematics”.
Dan krijgen we een Duitsland waar het Thule-gezelschap naast anti-Joods en anti-communistisch ook echt occulte theorieën ontwikkelen en gebruiken, waar de Holocaust eigenlijk mensenoffers waren, waar de verschillende grootmachten elk hun eigen occulte departementen hebben.
En waar we nu in volle Koude Oorlog zitten, met Bob Howard als verse recruut in de Britse Laundry. Len Deighton meets Dr. Dee, als het ware.
Twee verhalen in dit boek: The Atrocity Archive, waar Howard te maken heeft met onder meer de Duitse Ahnenerbe-SS uit de Tweede Wereldoorlog, en The Concrete Jungle, waar het over een hacker gaat die vieze dingen wil doen met de veiligheidscamera's in Engeland.
Fijn om lezen, maar vooral dan voor de wereld, en minder voor de personages en het verhaal. Wel benieuwd naar het vervolg.
Petit Vampire is een kleine vampier. Hij is zo vrij als de lucht, hij kan vliegen, zich veranderen in een rat, een wolf, een vleermuis, en hij mag zelfs meisjes bijten tot ze bloeden zonder straf te krijgen van zijn mama.
Maar hij zou graag naar school gaan. Als hij dat echt wil, mag hij dat natuurlijk.
In het dorp is er een school, en op een goeie nacht zet hij aan. Als hij toekomt op school, blijkt dat er geen enkele leerling is — logisch natuurlijk: de kinderen komen alleen overdag naar school.
Hij is er het hart van in, maar de Kapitein van de Doden weet raad: hij zal 's nachts les geven aan Petit Vampire en aan een hele klas vol spoken. Ze moeten wel hun eigen schrift en schrijfgerief meenemen, want ze mogen niet in de schriften van de kinderen schrijven.
Petit Vampire doet dat wel, en hij begint een schrijfgesprek met Michel, een jongen uit het dorp. Als dat uitkomt, moet de jongen naar de doden gaan, zodat de Kapitein kan zien of hij hun geheimen zal verklappen of niet.
En dan worden Petit Vampire en Michel vrienden.
Zo mooooooi! Van Joann Sfar, die onder meer ook Le chat du rabbin deed en Grand Vampire.
Kort en to the point. Tijdens het lezen klinkt het allemaal te vanzelfsprekend, eigenlijk, en daardoor niet echt spannend. Spoiler: Ezra heeft het gedaan.
Zo. Af van [a:Robert J Sawyer 15320352 Robert J Sawyer https://s.gr-assets.com/assets/nophoto/user/u_50x66-632230dc9882b4352d753eedf9396530.png] en zijn kartonnen personages. Terug bij McMaster Bujold en de wereld van de vijf goden.Het boek begint als een detectiveverhaal naar wie de prins heeft vermoord, en zonder spoilers is er niet veel over te vertellen maar het was meer van hetzelfde als de vorige twee, en op een goede manier. Geen vervolg en geen prequel, maar deze keer een volledig nieuw verhaal.Chronologisch speelt het zich af ergens vóór [b:The Curse of Chalion 61886 The Curse of Chalion (World of the Five Gods, #2) Lois McMaster Bujold https://images.gr-assets.com/books/1322571773s/61886.jpg 1129349] en [b:Paladin of Souls 61904 Paladin of Souls (World of the Five Gods, #3) Lois McMaster Bujold https://images.gr-assets.com/books/1388350884s/61904.jpg 819610], en geografisch op een andere plaats — niet meer in een soort Spaansachtig aandoend koninkrijk, maar in een meer Angelsaksisch aandoend koninkrijk, met antecedenten in een nog ouder tijdperk, waar mensen dierengeesten in zich hadden.Fijn verhaal, fijne personages, proper afgesloten, zelfs al zou er waarschijnlijk nog heel veel uit te melken zijn.En dan nu Vorkosigan.
Een volledig dorp heeft zich als voogd voor de Baudelaires aangeboden.
De kinderen kozen het dorp omdat het de naar V.F.D. heeft, maar dat blijkt gewoon Village of Fowl Devotees te zijn, met allemaal kraaien die elke dag van de ene naar de andere kant van het dorp vliegen. Ze gaan leven bij klusjesman Hector, die leeft bij de boom waar de kraaien elke nacht komen slapen. De stad heeft een hele resem regels — geen boeken, geen uitvindingen, dat soort zaken — maar in het geniep houdt Hector zich daar niet aan. Nieuws: Olaf is gevangen! Maar het is niet Olaf maar Jacques Snicket, die even later dood teruggevonden wordt. De Baudelaires worden van de moord (op “Count Olaf”) beschuldigd door detective Dupin (Count Olaf). De Baudelaires ontsnappen, vinden na een reeks tips via gedichten de Quagmires terug, Hector heeft een grote luchtballon gebouwd waarmee ze kunnen ontsnappen, maar enkel de Quagmires slagen erin, de Baudelaires moeten vluchten.
Yup, het verhaal is anders dan de voorgaande boeken, die altijd hetzelfde patroon volgden — en er verandert nog wel meer: Mr. Poe is niet meer in beeld, de Baudelaires worden zelf als criminelen bestempeld, ze krijgen dus geen nieuwe voogden maar worden integendeel gezocht, en Graaf Olaf moet zich vanaf na dit boek niet meer verkleden.
De Baudelaires komen bij Jerome en Esmée Squalor terecht, in een penthoude op 667 Dark Avenue. Esmée is de zesdebelangrijkste financiële raadgever van de stad, en wil voortdurend “in” zijn. Martini's met alleen water zijn in. Wezen zijn ook in, en vandaar dat ze ze wel wil binnenhalen. Elk jaar houdt ze een grote openbare verkoop; dit jaar zal die geleid worden door Gunther — inderdaad, een verklede Olaf. De kinderen merken dan één van de twee liften een valse lift is, klimmen naar beneden, vinden de ontvoerde Quagmires in een kooi, die ze zeggen dat ze zullen weggesmokkeld worden bij de openbare verkoop. De Baudelaire klimmen naar boven om materiaal te zoeken om de kooi te openen, maar tegen dat ze terug zijn, is de kooi al weg. Shenanigans, de verkoop vindt plaats, Jerome Squalor staat aan de kant van de kinderen, er is één lot met de naam V.F.D., blijken Very Fancy Doilies te zijn en niet de Quagmires, Gunther glijdt er op uit en wordt onmaskerd als Olaf, maar Gunther en Esmée die blijkt zijn lief te zijn, vluchten weg en Jerome is te bang om de kinderen te houden, dus ze moeten een nieuwe voogd zoeken.
Boek één liep slecht af, boek twee liep zo mogelijk nóg slechter af.
In het begin van boek drie is Rin door zowat iedereen die ze ooit tegengekomen is verraden. En is het land zowat compleet om zeep.
Ik dacht dat als de eerste twee boeken het over Tweede Chinees-Japanse oorlog hebben (met niet één maar talloze bloedbaden van Nanking), dat het derde boek het over iets Communistisch-achtig zou hebben, en inderdaad: Rin beslist dat het niet van de adel en de krijgsheren zal komen, maar dat het van de grote massa van het volk zal moeten afhangen. Er zit zelfs een letterlijke Lange Mars in en ja, ik weet dat die in het echt chronologisch vóór de Chinees-Japanse Oorlog kwam.
Rin is een onsympathiek hoofdpersonage. We begrijpen waar ze vandaan komt en waarom ze haar keuzes maakt, maar 't is bij momenten serieus érg, wat ze doet. Mao was ook geen sympathieke mens, en daar is ze duidelijk op geïnspireerd.
Diepgang, ontroering, spanning, een fantastische combinatie van psychologische en andere oorlogvoering die in het echt ook had kunnen gebeuren met fantasy en goden en zowaar zelfs draken: een uitstekende trilogie.
En dan zag ik de achterflap van het laatste boek en las ik dat de auteur dit schreef tussen haar 19 en 23 jaar, en ben ik immens benieuwd naar wat ze nog zal schrijven in de toekomst. Bijzonder indrukwekkend.
Kull is een voorloper van Conan. Meer aan de Elric van Melniboné- dan aan de Conan-kant, maar toch nog met veel hakken en slaan. En bakken minder Weltschmerz. Niet mijn favoriet Robert E. Howard-personage, en de comic zegt me ook niet echt zo enorm veel.
Interessant in de zin dat het toont wat comics vroeger waren, vermoed ik, maar niet echt van deze tijd.
Verschenen in twee boeken (βehemoth: β-Max en βehemoth: Seppuku). Ik heb de online versie in één volume op mijn Kindle gezet.
Ik ga er heel erg kort over zijn: No Sir, I Didn't Like It.
Ik heb er mij doorgesleept, maar het was met tegenzin. Ergens een fijn idee, daar niet van, maar ik had de indruk dat de man zijn boek gewoon niét heeft laten nalezen voor het gepubliceerd werd: minstens de helft te lang. En een einde dat geen einde is. Hopelijk is het vervolg even goed als het mij beloofd was. Verdorie.
Ah, Neal Stephenson. “Lange lange boeken met ingewikkelde ingewikkelde plots”, zo zit die mens in mijn hoofd. De schuld van Cryptonomicon, The Baroque Cycle en (vooral) Anathem.
Zijn eerste werken, helemaal in de sfeer van cyberpunk (ah, the memories), had ik gelezen toen ze uitkwamen, en Cryptonomicon ook en de drie boeken van de Baroque Cycle ook, maar door door Anathem ben ik niet geraakt. En ik besefte heel lang niet dat de mens van Snow Crash dezelfde mens van System of the World was, zo verschillend vind ik ze geschreven. Net zoals ik het wel ergens intellectueel kan bevatten dat Stephenson de mens van Mongoliad is, maar het niet echt helemaal visceraal besefte.
Het was dan ook met een zekere “ahem ik vraag me af waar ik me deze keer aan kan verwachten” dat ik aan Seveneves begon. Want ah ja, naar goede gewoonte had ik geen korte inhoud, reviews of opinies gelezen.
Bijkt: 't is het einde van de wereld, en wat er daarna gebeurt. Net op een mystieke manier of zo (alhoewel, misschien, zei hij ‘spoiler alert' knipogend), maar op een zo realistisch mogelijke harde SF-manier.
Er vliegt iets in de Maan — een zwart gat, iets anders, maakt niet uit: het gevolg is dat de Maan in zeven grote stukken uiteen barst, en dat zeer snel duidelijk wordt dat de hele mensheid niet zo lang meer heeft. De brokstukken botsen namelijk tegen mekaar, vallen daarbij uiteen in kleinere stukken, die ook tegen mekaar botsen en lang verhaal kort: zeer binnenkort zal er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een situatie ontstaan waarbij er zoveel brokstukken zijn dat het onvermijdelijk is dat er ergens binnen een jaar of twee een kettingsreactie komt waarbij een groot deel van die kleine en grote brokstukken op de Aarde gaan neerregenen, en dat het geen week duurt of de hele aardoppervlakte staat in brand, de zeeën verdampen, einde van dit hoofdstuk leven op Aarde.
Twee jaar om een noodplan uit te werken, met technologie die niet zeer veel verder staat dan wij op dit moment.
Volgen spannende avonturen in probleemoplossen, pragmatiek en politiek. In ruwweg twee helften van gelijke grootte: de race naar de ruimte om zoveel mogelijk mensen te redden, en dan wat er tijdens de cruciale eerste jaren gebeurt met die mensen in de ruimte. En om het helemaal af te maken: ergens dik voorbij de helft van het boek begint een hoofdstuk met het equivalent van “...en vijfduizend jaar later...”.
Wat u dus eigenlijk twee boeken in één geeft: een apocalyptisch verhaal en een genesis-achtig verhaal. Het eerste heeft niet zo heel veel happy ends, het tweede is wat utopischer en open van einde.
Geen groots of fantastisch boek, daarvoor vind ik de genetische woo-woo in het tweede deel té veel woo-woo, en zoals (helaas) vaak bij Stephenson is het idee gelijk veel beter dan hoe het uiteindelijk allemaal afloopt. Maar geen verkeerd boek, hoegenaamd niet. Content het gelezen te hebben. En voor wie bang was van Stephenson na zijn moeilijke boeken: Seveneves leest als een (ruimte)trein.
Hoera en bravo! Allegiant is bij deze één van de allerslechtste boeken die ik ooit gelezen heb, en dat wil veel zeggen want ik heb veel boeken gelezen, en véél slechte boeken.
Om de één of andere reden besloot Roth in dit boek in plaats van alles uit het eerstepersoonperspectief van Tris te vertellen, afwisselend Tris en haar “lief” Tobias/Four aan het woord te laten. Vervelende beslissing, want het is compleet onduidelijk wie wie is: de twee personages hebben exact dezelfde onrealistische stem, en het is alleen als ze aan elkaar expositie aan het doen zijn, of als er eens een persoonlijk voornaamwoord in komt dat het geslacht verraadt, dat de lezer weet of Tris of Tobias aan het woord is.
Niet dat het dan écht duidelijk wordt, want de Tris en de Tobias van dit boek zijn totaal verschillend van die van het tweede boek, en dié waren al anders dan die van het eerste boek.
Maar alla. Het heeft trouwens ook geen enkele zin om na te denken over het plot – iets met genetica, en “nurture” die “nature” zou corrigeren, en onzuivere genen of godweetwat – want het is zowel wetenschappelijk als verhaaltechnisch complete kul. En oh ja, die “divergence”, waarbij het hoofdpersonage méér was dan alleen maar die ene karaktertrek van één “faction”? Ah ja, dat was ook maar om te lachen.
En er is een einde, gelukkig, maar het trekt op niets. Plotgaten zo groot dat er verschillende olietankers, hand in hand, door kunnen wandelen.
Slecht, slecht, slécht boek.
Um, wel, ja.
Ik heb daarnet nog eens het begin van Knowing Me, Knowing You opgezet:
En jawel, dat bleef overeind. De stukken van dit boek waar ik me kon voorstellen hoe het “in het echt” was, omdat ik de beelden voor ogen had, konden soms nog nét een glimlach van herkenning brengen. De rest: not so much.
Tegen het einde van het boek doet “Alan” alsof hij doet alsof hij stukken Wikipedia overneemt om aan een minimum aantal woorden te geraken voor zijn uitgever, en dat was het moment dat het een beetje pijnlijk werd, en niét op een goede manier.
Voor iemand die de figuur niet kent: niet aangeraden. Voor iemand die de figuur wel kent: in geschreven versie ook niet (of het zou voor dat soort superfans moeten zijn dat een hele kamer vol Alan Partridge heeft hangen). In audioboekversie: misschien wel.
Steve Coogan's lectuur is niet meteen fantastisch, maar het helpt wel dat hij Partridge is, natuurlijk. Audioboek beter dan boek, en met video erbij zou het nog beter zijn, en hey, kom het tegen: de grappigste stukken zijn gewoon hervertellingen van dingen die hij al op tv gedaan heeft.
Goeie help.
Ik dacht: mevrouw Roth zal in dit vervolg toch een tandje bij steken, met de hulp van misschien een goede redacteur? Ik dacht ook: met wat meer ervaring na dat eerste boek, kan het toch beter worden, nee?
Nee dus.
Minder dan ééndimensionale karakters, een soort stuitend anti-intellectualisme, TEENAGE ANGST!!! aan honderd per uur, een liefdeshistorie die zelfs een meisje van dertien niet gelooft, een hoofdpersonage dat irritant is, depressief, onlogisch, en had ik al gezegd irritant? En alles en iedereen is zwart-wit, tot ze olots wit-zwart zijn en dan weer zwart-wit.
To-taal ongeloofwaardige wereld, nog altijd (blijkt bijvoorbeeld dat alle facties hun eigen “serums” hebben: vreedzaamheidsserum, vergeetserum, doodserum, wsaarheidsserum, bla die bla. Way to gemakkelijkheidsoplossing, Roth), en totaal ongeloofwaardige personages die van set piece naar set piece geteleporteerd lijken. Slécht.
En het einde was al doorgetelegrafeerd van het begin van het eerste boe.;
Ik lees niet meer verder uit interesse, maar uit ramptoerisme.