Ik ben er achter, wat er aan de hand was met het boek waarvan ik meteen zag dat ik het gelezen had, maar dat ik er mij niets van kon herinneren, tot ik er aan begon en dan wist ik al meteen een paar dingen waarvan ik wist dat ze belagrijk waren, maar ik kon mij voor de dooie dood het einde niet herinneren.
Ik heb het eerste boek van de trilogie gelezen, toen het uitkwam, maar ik ben nooit aan het tweede of het derde begonnen.
Afijn. Eerste boek ondertussen uit en begonnen aan het tweede. Het was een degelijk boek en ik kijk er naar uit om de reeks helemaal te lezen. En dan over te stappen naar de andere reeks in dezelfde wereld — een wereld, als ik het goed heb, misschien duizend jaar na een wereldomvattende catastrofe, iets dat in-universum the day of the thousand suns heet.
Het verhaal speelt zich in een Europa af waar nog resten van oude beschaving bestaan, heropgebouwd nadat mensen een paar eeuwen geleden uit atomschuilkelders kwamen. Met hier en daar nog overblijfselen van de Builders, maar voor de rest vooral veel klassiek swords & sorcery.
Hoofdpersonage is Jalan, een verwende prins die op geen enkel moment riskeert het koninkrijk te erven van zijn briljante grootmoeder, de Red Queen van de naam van de serie. Hij wordt achtervolgd door schuldenaren en vaders van vrouwen die hij vermoost, en uiteindelijk geraakt hij verstrengeld met Snorri, een viking die als slaaf verkocht werd, dan weer vrijgelaten werd, en nu terug naar het noorden wil om zijn vrouw en kinderen te vinden, die door een Schlechte Schlechterik zijn ontvoerd/vermoord/iets anders.
Goed geschreven, personages waar een mens om geeft, vechten en tovenarij, hints van verloren technologie (any sufficiently advanced technology is indistinguishable from magic is nooit ver van mijn gedachten), en zowaar nog humor ook.
Content dat ik het toch herlezen heb. En dat het mysterie van waarom ik er mij niet genoeg meer van herinnerde opgelost is.
“Zullen we anders eens een paar karakters wat uitdiepen?”, zal de ene helft van James S.A. Corey tegen de andere helft gezegd hebben, en zo gezegd, zo gedaan.
In deel vijf van de Expanse-reeks moet de Rocinante gerepareerd worden na de Spannende Avonturen van het vorige boek, en terwijl James Holden bij zijn schip in de buurt blijft en onderzoek doet naar mysterieus verdwijnende ruimteschepen, gaan de drie andere leden van het kernteam elk hun eigen weg. Naomi naar iemand uit haar verleden in The Belt ergens, Amos naar iemand uit zijn verleden op Aarde, Alex naar iemand uit zijn verleden op Mars. KUCH totaal niet geforceerd of niets KUCH
De drie bezoeken lopen alledrie anders af dan de mensen zelf het hadden verwacht of gehoopt, de drie bezoeken geven ons allemaal achtergrondinformatie waarmee de karakters wat uitgediept worden, en het is bij momenten spannend, en leest allemaal zeer vlot weg.
Wat té vlot, vind ik, want uiteindelijk gebeuren er op de achtergrond verschrikkelijk ingrijpende dingen, die bij mij nooit echt helemaal veel impact hebben gemaakt. Mutatis mutandis leest het als iemand die zijn oud lief gaat bezoeken en oh ja, ondertussen valt er een atoombom op zijn stad en staat het land in brand, maar hey, niemand uit zijn direkte omgeving gaat dood dus zo enorm erg is het niet.
De achtergrond, da's een soort rebellie / burgeroorlog / opstand / reeks terroristische aanslagen door (op het eerste zicht) radikale Outer Planet Alliance-mensen, die het niet pikken dat Aarde en Mars hen tot de schroothoop van de geschiedenis veroordeelt.
Op het eerste zicht, want MacGuffin van dienst is andermaal de protomolecule, en in een epiloog wordt nog maar eens ten overvloede duidelijk dat ja, we het volgende boek ook zullen moeten kopen, als we ooit hopen te weten wat er eigenlijk aan het gebeuren is.
Ik hoop alleen van ganser harte dat de heren James S.A. Corey (pseudoniem van Daniel Abraham en Ty Franck, FYI) weten waar ze naartoe aan het gaan zijn. Dat we hier met andere woorden te maken hebben met iets als The Gap Cycle (op voorhand gepland afgesloten geheel) en niet met iets als Lost (machtig interessante premisse en uitstekend begin, monumentale clusterfuck wegens “laten we het allemaal eens uitvinden terwijl we bezig zijn en mysteries en cliffhangers schrijven waar we zelf niet van weten wat ze betekenen”).
Zucht ja. Ik houd het op “pulp, maar leesbaar”.
Ransom Riggs had een hele reeks weirde foto's verzameld, en dacht die uit te geven in een prentenboek. En dan zei iemand bij de uitgever dat het misschien wel leutig zou zijn om een verhaal bij de foto's te hebben, en voor ge 't weet is er Miss Peregrine's Home for Peculiar Children: een avonturenboek over een jongen die zijn grootvader verliest.
De grootvader vertelde zijn kleinzoon over zijn jeugd lang geleden, in een tehuis met allemaal vreemde kinderen, maar het klonk allemaal als wilde verhalen en sprookjes, en het is pas als de grootvader (ondertussen heel oud, en iedereen denkt dat hij een vijs verloren is) gedood wordt door wat de mensen zeggen wilde honden geweest te zijn, maar waar zowel grootvader als kleinzoon een soort wezen met tentakels als tongen gezien hebben, dat de kleinzoon er weer in gelooft.
Of niet. Want: volgen lange therapiesessies voor de kleinzoon, en natuurlijk kan het geen écht monster geweest zijn.
En dan puzzelt de kleinzoon de laatste woorden van zijn grootvader bij mekaar, nadat hij een boek erft waar een brief in zit, en gaat hij op zoek naar het tehuis.
Een schoon klein boekje, vond ik. En spannend ook. En ik had er geen flauw idee van dat het échte (hier en daar minimaal aangepaste) foto's zijn in het boek, ik dacht dat het speciaal gemaakte foto's waren. Toen ik dat uiteindelijk doorhad, ben ik nog eens herbegonnen, en het boek voelde meteen helemaal anders aan.
Aangeraden voor jong en oud, en het zou me verbazen als hier geen film of tv-reeks van komt.
Ik was content van boek één, en aangezien het eindigt met een cliffhanger en er al een vervolg was: in de rapte ook gelezen.
Voor ongeduldige mensen: ja, dit is ook goed, en getverdimme ja, dit eindigt ook met een cliffhanger, en neen, hier is nog géén vervolg op.
Bespaar u de frustratie dus en wacht tot deel drie uit is, of het zou moeten zijn dat dat van hetzelfde hemd een neusdoek is, enfin, ge doet natuurlijk wat ge wilt.
Opnieuw hetzelfde concept, van een verhaal opgehangen aan gevonden oude foto's. De peculiar children uit boek één zijn hun Miss Peregrine kwijt, 't is te zeggen, ze is veranderd in een vogel (wat normaal is want zij kan dat) maar ze kan niet meer terug veranderen (wat niet normaal is). Om haar te genezen hebben ze maar een paar dagen om van het ene eind van het land naar Londen te gaan, wat in 1940 niet evident is. Cue zigeuners, avonturen, Jacob die ontdekt wat hij allemaal kan doen met zijn peculiariteit, moeilijke beslissingen, onverwachte wendingen, slechte slechteriken, liefde, zelfopoffering, dood, the works.
Nu ik op voorhand wist dat het echt oude foto's en dat het verhaal bij wijze van spreken rond de foto's geschreven is in plaats van foto's ter illustratie van het verhaal, had ik soms de indruk dat het wat bij de haren getrokken was: zo van “oh ja, er komt een zeer magere man in voor die niet veel bij te dragen heeft aan het verhaal, maar dat is gewoon omdat de auteur een wijze foto van een zeer magere man had liggen”.
Behalve dat: spannend, onderhoudend, en mijn dertig of vijfendertig jaar jongere ik zou dit ook nog zeer graag gelezen hebben.
Wel, dat was raar. Dit boek is onmogelijk te begrijpen zonder het eerste gelezen te hebben. En zelf mét het eerste gelezen te hebben is het kantjeboord.
Het is een vervolg, maar voor 80% van de tijd weet het hoofdpersonage niet wat er in het eerste deel gebeurd is. Of beter, is er iets totaal anders gebeurd. Zoals in, hoofdpersonage twee bestáát gewoon niet meer.
Flashbacks (of zijn het wel flashbacks?) vertellen een totaal ander verhaal dan het eerste boek, met bijna maar niet helemaal dezelfde personages.
Op het einde wordt alles deels duidelijk en deels nog meer onduidelijk, en ik kijk enorm hard uit naar dat derde en laatste deel.
Oh, en misschien nog één zaak. Ja, in dit boek (en het vorige) zijn er vrouwelijke personages die op vrouwelijke personages verliefd worden. In dit boek zijn er op een bepaald moment zelfs –gasp!– mannen die kussen. Het is ongetwijfeld een teken van de tijd dat ik daar geen moment van wakker lag, of er zelfs maar een zaak van maakte tijdens het lezen.
In zoverre dat de hoofdpersonages van This is How You Lose the Time War een biologisch geslacht of gender hadden, ging het ook over twee vrouwen. En ook daar kon het mij gestolen worden. Twee mensen worden verliefd op elkaar, punt uit. Man, vrouw, geen van beide, allebei, mens, post-mens, androïde, who the fuck cares?
Wel, véél mensen blijkbaar, als ik reviews lees. “Gideon the Ninth is about lesbian necromancers in space. Obviously, it's perfect” is de titel van een review in Vox. “Lesbian Necromancers in Space Will Break Your Heart” is de titel van een review bij Gizmodo. Ben ik nu écht de enige die dat ondertussen ('t is 2021 hé jongens) even belachelijk vindt als wanneer men zou zeggen “Sneeuwwitje: hetero cis man kust hetero cis vrouw!'?
Boek vijf, en het is ongeveer van dezelfde kwaliteit als boek vier, 't is te zeggen: niet afgrijselijk slecht, maar ook verre van goed. Deze keer gaat het over onder meer de Lijkwade van Turijn, maar voor de rest is het maar een aflevering in een soapverhaal.
Jim Butcher slaagt er boek na boek in om alsmaar nieuwe voorheen nooit vermoede of zelfs maar half vermelde stukken wereld uit te vinden (een mens vraagt zicht af hoe lang dát kan blijven duren, alsmaar nieuwe enorm belangrijke geheime organisaties ten tonele rbengen), en tot nog toe is het nooit echt helemaal belachelijk.
Wat daarentegen wél belachelijk blijft, is “Harry Dresden en de vrouwtjes”. Het begin een béétje tegen te steken dat hij na vijf boeken altijd maar blijft herhalen hoe hij “chivalrous” is of “old-fashioned” of “chauvinist” omdat hij geen nee kan zeggen tegen vrouwen in nood.
Ook tegenstekelijk: dat Dresden altijd flauwe grappen maakt. Gelijk, zijn leven kan in de waagschaal liggen, de wereld kan de volgende minuut om zeep gaan, nog blijft hij domme opmerkingen maken. Pseudo-edgy, pseudo-in-crowd, pseudo-grappige opmerkingen. Er is sowieso al redelijk weinig suspension of disbelief, maar als hij zo in een spannend moment weer eens een idiote referentie naar iets dat we allemaal kennen maakt, is die disbelief totaal niet meer suspended.
En ook: er blijven alsmaar meer draaiende borden in de lucht gehouden worden: zijn vriendin die een halve vampier is geworden, de oorlog tussen de vampieren en de tovenaars, en nu ook nog eens de vampieren onderling.
Ik hoop dat er één dezer boeken toch een aantal van die dingen opgelost gaan geraken, want het begint een beetje vermoeiend te worden.
Okay, vervolg van vervolg van vervolg (van vervolg, etc.). Deel tién. En nog maar eens honderden bladzijden van, euh, niet erg veel actie, deze keer de pro-versie: echt helemaal niets. Ik denk dat het ondertussen bijna drieduizend bladzijden geleden is dat het écht vooruit ging. Zei ik dat er beterschap kwam? Helaas, neen.
Een hele reeks hoofdstukken met Mat en de vrouw waar hij verliefd op moet worden terwijl hij nog altijd op de vlucht is voor de Seanchan. Een hele reeks hoofdstukken met Perrin die nog altijd een reeks mensen moet bevrijden. Egwene is nog altijd op weg naar de White Tower.
Um. Waar had ik het nog niet over gehad?
Aha! De spanking-fetish van Robert Jordan. Om de één of andere reden worden vrouwen voortdurend lijfelijk gestraft. Over de knie, kleren uit, haarborstel of zweep erop. Goed, een mens schrijft natuurlijk wat hij wil in zijn vrije tijd, maar toch, naar mijn smaak: ofwel beperkt men het tot een vermelding om de pakweg paar honderd bladzijden (in plaats van om de tien bladzijden), ofwel doet men meteen een A.N. Roquelaure, en mag het er helemaal over en in geuren en kleuren.
Maar het equivalent van “oooh Matron! she'll be in for such a switching!” begint op den duur ernstig tegen te steken. Vooral: Jordan steekt moeite in omschrijvingen van allerlei verschillende culturen (enfin ja, hij doet zijn best), maar hoe het ook uitdraait, of het nu the Kin of Aes Sedai of Sea Peoples of wie dan ook is – allemaal hebben ze lijfstraffen voor vrouwen, liefst nog eens naakt.
Het viel andermaal niet zo op (les livres se suivent et se ressemblent), maar ik denk dat dit het nadir van de plotontwikkeling bereikte: niets, niets, niets, of toch bijna niets. Geen slechteriken, of het zouden de snuitkevers in het graan moeten zijn, geen karakterontwikkeling, en als ik op het gevoel moet afgaan, zijn er maar een dag of vier vijf voorbijgegaan op 800 ofzo bladzijde.
Zucht. Het zou nu toch wel eens mogen beginnen vooruit gaan, vind ik.
(Als bonus: een knip en plak extract van een Amazon review, dat de vinger niet op maar in de zwerende wonde legt:)
Phone Rep: “Hello, this is **, representing Bigelow Tea and other fine beverages. How may I help you?”
Caller: “Well, see, I have this problem with my tea...“
P: “Which variety of tea are you having the problem with?”
C: “Bigelow Blueberry Blast.”
P: “Alright...what seems to be the problem?”
C: “See, there was this one batch of tea I brewed for myself one morning. I brewed it into a gleaming silver pitcher with a matching silver ropework tray and a set of three silver cups, each with its own saucer that was engraved around the perimeter with tiny flowers. I had bought the set in Saldea. Oh, the Sea-folk porcelain is wonderful, but I'm prone to breaking it. Anyway, I poured myself a cup of tea. There were piping hot scones in a silver bowl on the tray next to the tray that held the tea. The basket was covered with a white embroidered cloth slashed with blue silk, much like my dress. Oh, the neckline is a bit too low-cut for some of my acquaintances, who prefer good stout woolens to that Arad Domai silk that clings to the body in such a way as to leave very little to the imagination. So, as I was eating a scone and drinking my cup of tea, the steam from each rising and intertwining together like dueling serpents, I noticed a peculiar taste in the tea: it was cool and refreshing, with a hint of mint. Of course, I thought nothing of it. Giving my earlobe a tug and my braid a pull, I remembered the idiocy of every one of my male friends, indeed every male I have ever come into contact with, or ever will for that matter. The lot of woolheads can never compete with the superior logic and rock-solid reasoning that every female in the known universe possesses. It's no wonder we all behave the same.”
P: “Um...what was your problem with the tea?”
C: “Oh yes, I'm sorry. After I had consumed the tea, I placed the cup on the silver ropework tray and covered the gleaming silver basket of scones again with the white embroidered cloth slashed with bands of blue silk, much like my dress. I remembered the stout man in the streets of Tar Valon: a vendor of sausages he was. Though I know I will never see him again, I felt it necessary to familiarize myself with every aspect of his appearance and personal history. He was a short, stout man with black hair that was beginning to grey at the temples, slicked back on his head in the manner of warriors, though it was obvious he was not one. He wore brown shoes of stained leather that rustled softly against the dirt of the streets, kicking up clouds of dust that lingered in the air even after he had passed. His pants were of stiff wool, dyed green and patched in many places. He wore a leather jerkin over a soiled white peasant's shirt, the cuffs of his sleeves rolled up and out of his way. Around his neck was a silver chain with a medallion attached to it that bore the image of a bear. He spoke with a gruff voice...“
P: “The TEA, ma'am.”
C: “Well you don't have to be rude about it. I was only filling you in on the relevant details.”
P: “I don't have all day, ma'am.”
C: “You do remind me of a lad I once knew, back when I used to frequent the palace in Camelyn...“
P: “Look, we'll send you a case of Blueberry tea, alright?”
C: “Oh...alright then, I suppose that will do nicely.”
P: “Do you have any other problems?”
C: “Well, there is this one other problem I have, but it's not with your tea. The other day, I was pouring myself a goblet of spiced wine. Only the wine had grown cold after being left on the windowsill for whatever reason. So I siezed hold of saidar. It was pure rapture...like opening all of my petals to the sun, for I am a flower. It was like floating in a river that tore along with great speed: resist it and you would be consumed by it. So I accepted it and was consumed by the sweet joy. I sent a tiny thread of fire into the pitcher to warm the wine. Soon, steam rose from the pitcher of gold, sunlight rebounding on the inset gems. I removed the pitcher from the stark Cairheinien plinth of the finest marble and poured myself a glass. But the use of saidar had turned the spices bitter...“
CLICK
C: “Hello? Hello? Wool-headed sheep-herder...”
Dus, Murderbot noemt zichzelf Murderbot onder meer omdat weet dat hij ooit een hele hoop mensen dood heeft gemaakt die hij eigenlijk had moeten beschermen. Na die gebeurtenis is zijn geheugen gewist (maar niet helemaal, omdat een deel van zijn geheugen organisch is en niet echt wisbaar). Een tijd daarna heeft hij zijn governor module gehackt, waardoor hij niet meer gecontroleerd kan worden door het bedrijf dat zijn eigenaar is.
Op het einde van het vorige boek is hij eigendom geworden van het hoofd van een regering van een plaats waar intelligente andoïden zoals hij ook rechten hebben. Beperkte rechten, want ze hebben nog altijd een eigenaar, maar toch.
Murderbot kiest er meteen voor om niét mee te gaan met zijn nieuwe vrienden, maar terug te keren naar de plaats waar hij al die mensen had gedood, om er het fijne van te weten te komen.
Hij vraagt aan een leeg schip dat naar daar gaat of hij eventueel mee zou mogen gaan, en schets zijn verbazing als blijkt dat het een écht intelligent schip is. Gelijk, niet zomaar een schip met een bot aan het stuur, maar een serieus intelligent schip, grootteordes slimmer dan hem. Het schip, dat hij ART doopt (voor Asshole Research Transport), is een fijne mengeling van enorm intelligent maar ook nul ervaring in het echte leven, en het is serieus grappig en ontroerend hoe het schip leert omgaan met menselijke emoties door samen met Murderbot naar soaps te kijken.
Niet dat Murderbot zelf vreselijk goed is met menselijke emoties of zo, daar niet van.
Ook dit boek was eigenlijk maar een degelijke tv-aflevering lang, ook dit verhaal was uitstekend.
De auteur doet ook helemaal niet alsof het een alleenstaand boek is: het begint meteen na het einde van het eerste boek, en het eindigt met het derde boek helemaal in het vizier.
Welwel, ik ben content. Het deed me enorm hard denken aan de robotverhalen van Asimov, maar dan vele keren beter.
En OK, dat is geen eerlijke vergelijking want Asimov begon meer dan 80 jaar geleden aan zijn robotverhalen, en het is dus logisch dat ze niet meer van deze tijd zijn. Maar toch: het fantastische The Bicentennial Man en de R. Daneel Olivaw-verhalen zindert hier door, in het conflict tussen robot en mens en vrije wil en parallellen met slavernij.
Het hoofdpersonage is een SecBot, een androïde veiligheisrobot met biologische onderdelen. Hij noemt zichzelf Murderbot, en de toon wordt al meteen gezet in de eerste paragraaf:
I could have become a mass murderer after I hacked my governor module, but then I realized I could access the combined feed of entertainment channels carried on the company satellites. It had been well over 35,000 hours or so since then, with still not much murdering, but probably, I don't know, a little under 35,000 hours of movies, serials, books, plays, and music consumed. As a heartless killing machine, I was a terrible failure.
Het leven steekt hem tegen en hij kijkt vooral series — ik voelde al meteen een zekere band.
Deel twee van de twee! Ik had mij half verwacht aan een trilogie waar ik zou moeten wachten op het derde deel, maar neen: 't was gedaan na deel twee.
Dit was een beter boek dan het eerste. In plaats van alleen die ellendige April May te horen, werd dit vanuit het perspectief van haar vrienden verteld en kwam April zelf er maar in de tweede helft bij.
Er is Maya, April's ex-lief, die op zoek gaat naar antwoorden op mysteries die opduiken; Andy, die in navolging van April zijn eigen cult of personality kweekt; en de wetenschapster Miranda, die besluit een bedrijf te infiltreren.
We komen ook — van naaldje tot draadje en tot in de diepte — te weten waar die robots van het eerste deel vandaan kwamen en waarom ze er waren en alles.
In dit boek zijn de robots verdwenen, en zoekt iedereen naar hoe het verder moet. Blijken er weer Toestanden en Dingen te zijn, en weer een plot van de ene hint naar de andere hint naar een ontknoping, die deze keer wel definitief is.
Verder niet vele over te zeggen wegens volledig het vervolg van een cliffhanger.
Ik zou het eerste boek alleen niet echt aanraden, maar de twee boeken samen wel. Maar lees het dan wel rap, want het zit zo vol met enorm hard “nu” zaken dat het binnen een jaar of twee vrees ik zó passé zijn dat het niet meer leesbaar zal zijn.
Wat was de review van de Aarde in The Hitchhiker's Guide to the Galaxy ook alweer? “Mostly harmless”, juist.
Da's zo ongeveer wat dit boek was: “mwof ja”. Niet zo bereslecht als Dan Brown, maar nooit in de buurt van even goed als pakweg Charles Stross' Laundry Files.
Nate is een data entry-loonslaaf in Los Angeles en compleet toevallig (niet echt, blijkt achteraf) krijgt hij een gouden tip: een oud appartementsgebouw waar een plaats vrijkomt, en dat het bijna niets kost.
Het appartementsgebouw is oud (nu ja, wat heet, het is en blijft Amerika natuurlijk: 1890 is de prehistorie), zijn appartement is ruim, er is een hele reeks medebewoners, en al snel blijkt dat er iets fishy aan de hand is.
Er zitten vreemde zevenpotige insekten in zijn appartement, elke lamp die hij in zijn keuken indraait blijkt een blacklight te worden, er is een appartement waar het constant dezelfde (koude) temperatuur is, ongeacht of de vensters open staan en of de airco aan staat, er is een deur die bij nader inzien helemaal geen deur is maar een paneel in de muur, er is appartement 14 met een resem mollesloten aan de deur: mysterie, mysterie.
Nate en een aantal van zijn companen trekken op onderzoek uit, Scooby Doo-gewijs.
Het duurde allemaal heel erg lang om to the point te komen, en de ontknoping was al met al zeer snel over. Ik zag het allemaal nogal aankomen, en er zaten een paar horrorfilmclichés te veel in.
Maar bon, onderhoudend.